Table of Contents



A01N - Conserveren of preserveren van de lichamen van mensen, dieren, planten of delen daarvan

(conserveren van voedingsmiddelen A23); BIOCIDEN, BIJV. IN DE VORM VAN DESINFECTIEMIDDELEN, PESTICIDEN OF INSECTENBESTRIJDINGSMIDDELEN OF HERBICIDEN OF ONKRUIDBESTRIJDINGSMIDDELEN (medische, tandheelkundige of cosmetische preparaten voor het doden of tegengaan van de groei of vermeerdering van ongewenste organismen A61K); BESTRIJDINGSMIDDELEN OF LOKMIDDELEN VOOR ONGEDIERTE OF ONKRUID; PLANTENGROEIMIDDELEN (mengsels van pesticiden met kunstmesten C05G) [9]

Aantekeningen

(1) Onder deze subklasse vallen: [3] - samenstellingen, fysische vormen of toepassingsmethoden voor specifieke materialen of het gebruik van losse verbindingen of samenstellingen; [7] - chemische sterilisatiemiddelen (chemosterilanten) voor de sexuele sterilisatie van ongewervelde dieren, bijv. insecten, terwijl sexuele sterilisatiemiddelen voor een ander doel vallen onder A61K). [7,19] (2) Onder deze subklasse vallen geen materialen die de groei van een plant uitsluitend beïnvloeden door het toevoeren van gewoonlijk voor de groei benodigde voedingsstoffen of nutriënten, d.w.z. plantenvoedsel, of materialen die worden gebruikt voor het voorkomen of genezen van tekorten aan organische stoffen of mineralen in planten, bijv. het toevoegen van ijzerchelaten voor het genezen van ijzerchlorose, welke materialen worden ondergebracht in klasse C05. [3] (3) In deze subklasse wordt de volgende uitdrukking gebruikt met de aangegeven betekenis: - “plantengroeimiddelen” zijn materialen die de plant veranderen door het chemisch modificeren van de stofwisseling van de plant (metabolisme), zoals auxinen. [3] (4) De werking van samenstellingen of preparaten ter bestrijding of aanlokking van ongedierte of onkruid wordt verder geklasseerd in subklasse A01P. [8]

Conserveren van de lichamen van mensen, dieren, planten of delen daarvan

Biociden; Bestrijdingsmiddelen of lokmiddelen voor ongedierte of onkruid; Plantengroeimiddelen [3]

Aantekeningen

(1) De aandacht wordt gevestigd op de definities van groepen chemische elementen volgend op de titel van Sectie C. [3] (2) In de groepen A01N 27\5 tot A01N 65\5 wordt geklasseerd in de laatst toepasselijke plaats, d.w.z. op elk hiërarchisch niveau, voor een actief bestanddeel, tenzij anders staat vermeld. [3,15] (3) Een samenstelling, d.w.z. een mengsel van twee of meer actieve bestanddelen, wordt geklasseerd in de laatste van de groepen A01N 27\5 tot A01N 65\5 waaronder tenminste één van deze actieve bestanddelen valt. [8] (4) Elk deel van een samenstelling die niet wordt geïdentificeerd door de klassering in overeenstemming met aantekening (3), en die zèlf als nieuw en niet voor de hand liggend wordt beschouwd, moet tevens worden geklasseerd in de laatst toepasselijke plaats in de groepen A01N 27\5 tot A01N 65\5. Het deel op zich kan ofwel bestaan uit één enkel bestanddeel ofwel uit een samenstelling. [8] (5) Elk deel van een samenstelling dat niet wordt geïdentificeerd door de klassering in overeenstemming met de aantekeningen (3) of (4), en dat wordt geacht belangrijke informatie voor het zoeken weer te geven, mag tevens worden geklasseerd in de laatst toepasselijke plaats in de groepen A01N 27\5 tot A01N 65\5. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als het van belang wordt geacht te kunnen zoeken naar samenstellingen door gebruik te maken van een combinatie van klasseringssymbolen. Zo'n niet-verplichte klassering moet worden toegekend als “extra informatie”. [8] (6) Daar waar een verbinding wordt beschreven in tautomere vormen, wordt geklasseerd alsof deze bestaat in de vorm welke het laatst geklasseerd is in het systeem. [3] (7) Verbindingen die vallen onder verschillende hoofdgroepen in overeenstemming met afwisselend gespecificeerde delen van hun formules, worden geklasseerd in elk van de relevante hoofdgroepen. [3] (8) Zouten die worden gevormd tussen twee of meer organische verbindingen, worden geklasseerd als de verbinding die het van belang zijnde ion levert en worden tevens geklasseerd als de verbinding die het andere ion levert. [3] (9) Zouten of metaalchelaten van een organische verbinding worden geklasseerd als die verbinding. [3] (10) In deze subklasse wordt een voedingsmiddel niet beschouwd als een actief bestanddeel. [3] (11) Verschillende materialen die in volgorde, op verschillende tijdstippen, worden toegepast, worden beschouwd als een mengsel van alle betrokken materialen. [3] (12) Synergetische of versterkte samenstellingen worden geklasseerd alsof de synergist of het versterkingsmiddel een actief bestanddeel zou zijn. [3] (13) In de groepen A01N 25\5 tot A01N 65\5 betekent het symbool X stikstof, zuurstof, zwavel of een halogeen; Y betekent stikstof, zuurstof of zwavel. Een stippellijn tussen atomen geeft een binding naar keuze aan, bijv. … betekent één of twee enkele bindingen of een dubbele binding. [3]

Aantekening

In deze groep betekent het symbool Cn een koolstofskelet zonder aromatisch ringsysteem waarin n>=2. [3]

Aantekeningen

(1) In deze groep worden de volgende termen of uitdrukkingen gebruikt met de aangegeven betekenissen: - “heteroring” is een ring met tenminste één halogeenatoom, stikstofatoom, zuurstofatoom of zwavelatoom als ringatoom; - “gebrugd” betekent de aanwezigheid van tenminste één andere fusie dan ortho, peri en spiro; - twee ringen zijn “gecondenseerd” als zij tenminste één ringatoom samen delen, d.w.z. “spiro” en “gebrugd” worden beschouwd als gecondenseerd; - “gecondenseerd ringsysteem” is een ringsysteem waarin alle ringen onderling gecondenseerd zijn. [3] (2) In deze groep is het aantal ringen in een gecondenseerd ringsysteem gelijk aan het aantal splitsingen dat nodig is om het ringsysteem in één acyclische keten om te zetten. De relevante ringen in een gecondenseerd systeem worden gekozen in overeenstemming met de volgende (opeenvolgende) criteria: (i) het laagste aantal ringatomen, (ii) het hoogste aantal hetero-atomen als ringatomen. Ringatomen die worden gedeeld door twee of meer ringen, worden gezien als atoom van elk van de afzonderlijke ringen. [3]