B23C - Frezen
(ruimen B23D; profielfrezen bij het maken van tandwielen B23F; voorzieningen voor het kopiëren of regelen B23Q)
B23C 1/00
Freesmachines die niet zijn ontworpen voor een specifiek werkstuk of een speciale bewerking
B23C 1/02
met één liggende werkspindel
B23C 1/025
waarbij de werkspindel een vaste positie heeft [2]
B23C 1/027
waarbij de werkspindel in verticale richting verplaatsbaar is [2]
B23C 1/04
met meerdere liggende werkspindels
B23C 1/06
met één staande werkspindel
B23C 1/08
met meerdere staande werkspindels
B23C 1/10
met zowel liggende als staande werkspindels
B23C 1/12
waarbij een spindel onder verschillende hoeken kan worden versteld, bijv. horizontaal of verticaal
B23C 1/14
met een roterende werk-ondersteunde tafel (werktafels voor machinegereedschap in het algemeen B23Q 1\5)
B23C 1/16
speciaal ontworpen voor het regelen bij kopieerinrichtingen
B23C 1/18
voor het frezen tijdens het ronddraaien van het werk
B23C 1/20
Draagbare inrichtingen of machines (details of componenten, bijv. behuizingen of lichamen, van door een krachtbron aangedreven draagbaar gereedschap die niet specifiek betrekking hebben op de uitgevoerde bewerking B25F 5\5); Met de hand aangedreven inrichtingen of machines [4]
B23C 3/00
Frezen van specifiek werk; Speciale freesbewerkingen; Machines daarvoor (frezen van tandwieltanden B23F; frezen van schroefdraad B23G 1\5) [2]
-
B23C 3/04
tijdens het ronddraaien van het werk
B23C 3/05
Afwerken van kleppen of klepzittingen [2]
B23C 3/06
Frezen van krukassen
B23C 3/08
Frezen van nokken, nokkenassen en dergelijke
B23C 3/10
Achterdraaien door frezen (draaibanken of draai-inrichtingen voor het achterdraaien B23B 5\5)
B23C 3/12
Bijwerken of afwerken van randen, bijv. ontbramen van gelaste hoeken
B23C 3/13
Vlakfrezen van platen, vellen of stroken [2]
B23C 3/14
Afborstelen of afpellen van gietblokken of soortgelijke werkstukken
B23C 3/16
Bewerken van oppervlakken die in twee richtingen gekromd zijn
B23C 3/18
voor het vormen van schroefpropellers, turbinebladen of waaiers
B23C 3/20
voor het vormen van stempels
B23C 3/22
Vormen van overlappende verbindingen, bijv. van de uiteinden van zuigerringen
B23C 3/24
Maken van vierkante of veelhoekige uiteinden aan werkstukken, bijv. tapeinden op gereedschap
B23C 3/26
Maken van vierkante of veelhoekige gaten in werkstukken, bijv. sleutelgaten in gereedschap
B23C 3/28
Maken van groeven in werkstukken
B23C 3/30
Frezen van rechte groeven, bijv. spiebanen
B23C 3/32
Frezen van schroefvormige groeven, bijv. bij het maken van spiraalboren
B23C 3/34
Frezen van groeven met andere vormen, bijv. langs de omtrek
B23C 3/35
Frezen van groeven in sleutels
B23C 3/36
Frezen van frezen B23C 3\5 heeft voorrang)
-
B23C 5/00
Frezen (voor het snijden van tandwieltanden B23F 21\5)
B23C 5/02
gekenmerkt door de vorm van de frees
B23C 5/04
Gladde frezen, d.w.z. met voornamelijk een rond of taps snijvlak van aanzienlijke lengte B23C 5\5 heeft voorrang)
B23C 5/06
Vlakfrezen, d.w.z. met alleen of in eerste instantie een in hoofdzaak plat snijvlak
B23C 5/08
Schijffrezen
B23C 5/10
Schachtfrezen, d.w.z. met een ingebouwde drijfas
B23C 5/12
Speciaal ontworpen frezen voor het maken van specifieke profielen B23C 5\5 heeft voorrang)
B23C 5/14
met voornamelijk bochten
B23C 5/16
gekenmerkt door andere fysieke kenmerken dan de vorm
B23C 5/18
met blijvend vastgemaakte snijkoppen of snijtanden
B23C 5/20
met verwijderbare snijkoppen of snijtanden
B23C 5/22
Vastzetvoorzieningen voor snijkoppen of snijtanden
B23C 5/24
verstelbaar
B23C 5/26
Vastzetten van frezen aan de aandrijfspindel
B23C 5/28
Kenmerken met betrekking tot het smeren of koelen
B23C 7/00
Freesinrichtingen die kunnen worden vastgemaakt aan een machinegereedschap, waarbij al dan niet een werkend deel van het machinegereedschap wordt vervangen
B23C 7/02
aan draaibanken
B23C 7/04
aan schaafmachines of afsteekmachines
B23C 9/00
Details of accessoires, voorzover speciaal aangepast voor freesmachines of frezen (aandrijvingen, regelinrichtingen of accessoires in het algemeen B23Q)