B60C - Voertuigbanden

(maken, repareren B29); OPBLAZEN VAN BANDEN; VERWISSELEN VAN BANDEN; VERBINDEN VAN KLEPPEN MET OPBLAASBARE ELASTISCHE LICHAMEN IN HET ALGEMEEN; INRICHTINGEN OF VOORZIENINGEN BIJ BANDEN (testen van banden G01M 17\5)

Aantekeningen

(1) In deze subklasse wordt de volgende term gebruikt met de aangegeven betekenis: - “band” betekent een afzonderlijk doorlopend element buiten de omtrek van de wielvelg dat de grond raakt en omvat het bandomhulsel, de buitenband, de bandbekleding en een inzetstuk, bijv. een binnenband. In groep B60C 29\5 omvat de term “band”, met betrekking tot het daarmee verbinden van ventielen, tevens andere opblaasbare elastische lichamen dan banden of binnenbanden. (2) De aandacht wordt gevestigd op de Aantekening volgend op de titel van klasse B60.

  • B60C 1/00

    Banden die worden gekenmerkt door de chemische samenstelling of de fysische opbouw of mengsel van de samenstelling [4]

Aantekening

Banden die alleen worden gekenmerkt door de samenstelling, d.w.z. zonder onderscheidende bandstructuur, worden alleen geklasseerd naar de samenstellingen, bijv. in C08K of C08L. [4]

  • B60C 3/00

    Banden die worden gekenmerkt door de doorsnede (gekenmerkt door elementen voor het rijden over rails B60B 17\5) [4]

    • B60C 3/02

      Gesloten banden, bijv. toroïdevormig [4]

    • B60C 3/04

      gekenmerkt door de onderlinge afmetingen van een deel, bijv. banden met een laag profiel B60C 3\5 heeft voorrang) [4]

    • B60C 3/06

      asymmetrisch [4]

    • B60C 3/08

      samenklapbaar voor opslag of een niet-gebruikstoestand, bijv. ruimtebesparende reservebanden (run-flat banden B60C 17\5) [4]

  • B60C 5/00

    Opblaasbare luchtbanden of binnenbanden B60C 1\5 en B60C 9\5 tot B60C 17\5 hebben voorrang) [4]

    • B60C 5/01

      zonder echte koordversterking, bijv. koordloze of gegoten banden [4]

    • B60C 5/02

      met afzonderlijke opblaasbare inzetstukken, bijv. met binnenbanden; Middelen voor het smeren, het ontluchten of het voorkomen van het onderling bewegen tussen band en binnenband B60C 5\5 heeft voorrang) [4]

      • B60C 5/04

        Vorm of constructie van opblaasbare inzetstukken B60C 5\5 heeft voorrang) [4]

        • B60C 5/08

          met versterkingsmiddelen

    • B60C 5/10

      gevormd als één niet-doorlopende ring met elkaar aanrakende uiteinden die met elkaar kunnen zijn verbonden [4]

    • B60C 5/12

      zonder aparte opblaasbare inzetstukken, bijv. banden zonder binnenband met een doorsnede die naar de velg toe open is B60C 5\5 heeft voorrang) [4]

      • B60C 5/14

        met een ondoordringbare bekleding of coating op de binnenwand van de band [4]

      • B60C 5/16

        Afdichtingsmiddelen tussen kragen en velgen, bijv. stroken

    • B60C 5/18

      Gedeelde omhulsels, bijv. met vervangbare gebogen delen

    • B60C 5/20

      met meerdere afzonderlijke opblaasbare kamers (met extra kanalen die in geval van nood lastdragend worden B60C 17\5) [4]

      • B60C 5/22

        waarbij de kamers ringvormig zijn [4]

      • B60C 5/24

        waarbij de wanden van de kamers dwars uitsteken ten opzichte van de band [4]

  • B60C 7/00

    Niet-opblaasbare of massieve banden B60C 1\5 heeft voorrang; banden of velgen die worden gekenmerkt door elementen voor het rijden over rails B60B 17\5) [2]

    • B60C 7/02

      van touw of borstels

    • B60C 7/04

      van hout of leer

    • B60C 7/06

      van metaal

    • B60C 7/08

      opgebouwd uit meerdere gebogen delen

    • B60C 7/10

      gekenmerkt door middelen voor het vergroten van de veerkracht (sterk verende wielen B60B 9\5)

      • B60C 7/12

        gebruikmakend van ingesloten kamers, bijv. met gas gevuld (opblaasbare banden B60C 5\5) [4]

      • B60C 7/14

        gebruikmakend van veren

        • B60C 7/16

          van schroefveren of platte schroefveren

          • B60C 7/18

            radiaal geplaatst ten opzichte van de wielas

          • B60C 7/20

            langs de omtrek geplaatst ten opzichte van de wielas

    • B60C 7/22

      met andere inlegsels dan voor het vergroten van de veerkracht, bijv. voor het wapenen

    • B60C 7/24

      gekenmerkt door middelen voor het vastzetten van banden op een velg of wiellichaam

      • B60C 7/26

        gebruikmakend van bouten

      • B60C 7/28

        gebruikmakend van stroken en dergelijke, bijv. in de band gevulkaniseerd

  • B60C 9/00

    Versterken of plooien van luchtbanden (inzetstukken met versterkingsmiddelen B60C 5\5; kraagstructuur, bijv. openstaand of overlappend, B60C 15\5; bandkoorden op zich D02G 3\5; weefsels op zich D03D of D04H; metaalkabels en dergelijke op zich D07B 1\5) [4]

Aantekening

Bij klassering in deze groep wordt tevens geklasseerd in subklasse B32B, voorzover het een gelaagd product betreft. [4]

  • B60C 9/02

    Karkassen

    • B60C 9/04

      waarbij de versterkingskoorden van elke plooi in hoofdzaak parallel aan elkaar liggen

      • B60C 9/06

        waarbij de koorden zich diagonaal van kraag naar kraag uitstrekken en in elke opvolgende plooi in tegengestelde richting lopen, d.w.z. bias hoekplooiing B60C 9\5 en B60C 9\5 hebben voorrang) [4]

      • B60C 9/07

        waarbij de koorden zich in meerdere vlakken van kraag naar kraag krommen, bijv. S-vormige koorden [4]

      • B60C 9/08

        waarbij de koorden zich in dwarsrichting van kraag naar kraag uitstrekken, d.w.z. radiale plooiing B60C 9\5 heeft voorrang) [4]

        • B60C 9/09

          gecombineerd met andere plooien met koorden die zich diagonaal van kraag naar kraag uitstrekken, d.w.z. een gecombineerde radiale plooiing en bias hoekplooiing [4]

    • B60C 9/10

      waarbij de versterkingskoorden binnen elke plooi kruislings ten opzichte van elkaar zijn aangebracht

      • B60C 9/11

        Geweven, gevlochten of gebreide plooien [4]

    • B60C 9/12

      opgebouwd uit met rubber beklede lagen van afzonderlijke vezels of filamenten

      • B60C 9/13

        met twee of meer verschillende koordmaterialen [4]

    • B60C 9/14

      opgebouwd met vellen, banen of films van een homogeen materiaal, bijv. kunststoffen, plaatmetaal of rubber

    • B60C 9/16

      opgebouwd met metaalachtige inlegsels als wapening

    • B60C 9/17

      asymmetrisch ten opzichte van het middelste omtrekvlak van de band [4]

  • B60C 9/18

    Structuur of plaatsing van riemen of breakers, versterkingslagen voor de kroon of bufferlagen

    • B60C 9/20

      opgebouwd uit met rubber beklede plooien waarvan bij elke plooi alle koorden in hoofdzaak parallel aan elkaar liggen

      • B60C 9/22

        waarbij de plooien zijn aangebracht met alle koorden langs de omtrek van de band geplaatst

    • B60C 9/24

      opgebouwd uit gebogen delen

    • B60C 9/26

      Vouwplooien [4]

    • B60C 9/28

      gekenmerkt door de afmetingen of de kromming van een riem of breaker ten opzichte van het karkas B60C 9\5 heeft voorrang) [4]

    • B60C 9/30

      asymmetrisch ten opzichte van het middelste omtrekvlak van de band [4]

  • B60C 11/00

    Bandloopvlakken; Loopvlakpatronen; Antislip-inzetstukken

  • B60C 11/01

    Vorm van de kragen tussen loopvlak en zijwand, bijv. afgerond, getrapt of vrijdragend (voorzieningen van groeven of ribben op de zijwanden B60C 13\5) [4]

  • B60C 11/02

    Vervangbare loopvlakken

  • B60C 11/03

    Loopvlakpatronen [4]

    • B60C 11/04

      waarbij het bovenliggende gebied van het patroon alleen bestaat uit doorlopende ribben langs de omtrek, bijv. zigzaggend B60C 11\5 en B60C 11\5 hebben voorrang) [4,6]

    • B60C 11/11

      waarbij het bovenliggende gebied van het patroon alleen bestaat uit geïsoleerde elementen, bijv. blokken B60C 11\5 en B60C 11\5 hebben voorrang) [4]

    • B60C 11/113

      waarbij het bovenliggende gebied van het patroon alleen bestaat uit uitsteeksels die zich continu dwars over het loopvlak uitstrekken van de ene rand naar de andere [6]

    • B60C 11/117

      alleen gevormd door geïsoleerde uitsparingen, bijv. groeven, sleuven of gaten B60C 11\5 en B60C 11\5 hebben voorrang) [6]

    • B60C 11/12

      gekenmerkt door het gebruik van nauwe spleten of insnijdingen, bijv. lamellen [4]

    • B60C 11/13

      gekenmerkt door de doorsnede van de groef, bijv. voor het ondersteunen of het voorkomen van het opnemen en vasthouden van stenen

  • B60C 11/14

    Antislip-inzetstukken, bijv. gevulkaniseerd in het bandloopvlak

    • B60C 11/16

      in de vorm van een plug, bijv. van metaal of textiel

    • B60C 11/18

      in de vorm van een strook, bijv. metaalachtige kammen of rubberstroken met een verschillende slijtageweerstand B60C 11\5 heeft voorrang)

    • B60C 11/20

      in de vorm van een spoel

  • B60C 11/22

    Loopvlakringen tussen tweeledige banden [4]

  • B60C 11/24

    Voorzieningen voor het aanduiden van slijtage [4]

  • B60C 13/00

    Zijwanden van banden; Beschermen, versieren, markeren en dergelijke daarvan B60C 17\5 heeft voorrang; bandkragen B60C 11\5; verwijderbare sierringen voor de zijwand van een band B60B 7\5) [4,5]

    • B60C 13/02

      Plaatsing van groeven of ribben [4]

    • B60C 13/04

      met ringvormige inlegsels of afdekkingen, bijv. witte zijwanden [4]

  • B60C 15/00

    Bandkragen, bijv. met opstaande of overlappende plooien

    • B60C 15/02

      Onderbrengen of vastzetten van kragen op velgen (afdichtingsmiddelen tussen kragen en velgen van banden zonder binnenband B60C 5\5; middelen voor het vastzetten van massieve banden op velgen B60C 7\5; velgen B60B 21\5) [4]

      • B60C 15/024

        Kraagcontouren, bijv. lippen, groeven of ribben [4]

      • B60C 15/028

        Afstandshouders tussen kragen (noodvoorzieningen voor het opnemen van de belasting B60C 17\5) [4]

        • B60C 15/032

          opblaasbaar [4]

      • B60C 15/036

        Banden die permanent zijn vastgezet aan de velg, bijv. met kleefstof of door vulkanisatie [4]

    • B60C 15/04

      Kraagkernen (produceren van kraagringen of kraagkernen voor banden B29D 30\5) [4]

      • B60C 15/05

        meervoudig, d.w.z. met twee of meer kernen in elke kraag [4]

    • B60C 15/06

      Stroken met vinnen, vulmiddelen of schaafstroken

  • B60C 17/00

    Banden die worden gekenmerkt door middelen voor het beperkt kunnen gebruiken van de band in beschadigde of leeggelopen toestand; Accessoires daarvoor (met meerdere afzonderlijk opblaasbare kamers B60C 5\5)

    • B60C 17/01

      gebruikmakend van extra opblaasbare steunen die lastdragend worden ingeval van nood [4]

      • B60C 17/02

        die alleen in nood worden opgeblazen of opgezwollen [4]

    • B60C 17/04

      gebruikmakend van extra niet-opblaasbare steunen die lastdragend worden ingeval van nood

      • B60C 17/06

        veerkrachtig [4]

    • B60C 17/08

      Middelen voor het kunnen vouwen van zijwanden, bijv. run-flat zijwanden (voor opslag B60C 3\5) [4]

    • B60C 17/10

      Inwendige smering [4]

  • B60C 19/00

    Niet elders ondergebrachte banddelen of bandconstructies

    • B60C 19/04

      Banden met openingen die kunnen worden afgesloten door andere middelen dan de velg; Sluitmiddelen daarvoor

    • B60C 19/08

      Voorzieningen voor het afvoeren van een elektrische lading

    • B60C 19/12

      Voorzieningen voor het tegengaan van doorprikken B60C 9\5 heeft voorrang; opblaasbare inzetstukken met versterkingsmiddelen B60C 5\5) [4]

  • B60C 23/00

    Inrichtingen voor het meten, signaleren, regelen of verdelen van de banddruk of de bandtemperatuur, speciaal aangepast voor bevestiging op voertuigen (meten in het algemeen G01, bijv. G01L 17\5; op afstand signaleren in het algemeen G08); Plaatsing van opblaasinrichtingen op voertuigen, bijv. van pompen of tanks (luchtpompen op zich F04; tanks op zich F17C); Koelvoorzieningen voor banden [3]

    • B60C 23/02

      Signaleringsinrichtingen die in werking worden gesteld door de banddruk

      • B60C 23/04

        gemonteerd op het wiel of de band

    • B60C 23/06

      Signaleringsinrichtingen die in werking worden gesteld door het vervormen van de band (voorzieningen voor het aanduiden van slijtage B60C 11\5)

      • B60C 23/08

        door het aanraken van de grond

    • B60C 23/10

      Plaatsing van bandopblaaspompen die zijn gemonteerd op voertuigen

      • B60C 23/12

        bediend door een loopwiel

      • B60C 23/14

        bediend door de krachtbron van het voertuig

    • B60C 23/16

      Luchttanks op voertuigen

    • B60C 23/18

      Koelvoorzieningen voor banden [3,4]

      • B60C 23/19

        voor het afvoeren van warmte [4]

    • B60C 23/20

      Inrichtingen voor het meten of signaleren van de bandtemperatuur [3]

  • B60C 25/00

    Aangepaste apparatuur of gereedschap voor het monteren, verwijderen of inspecteren van banden (apparatuur of gereedschap dat wordt gekenmerkt door de middelen voor het vasthouden van wielen of delen daarvan B60B 30\5) [5]

    • B60C 25/01

      voor het verwijderen van banden van of het monteren van banden op wielen [5]

      • B60C 25/02

        Bandenlichters of bandafnemers, bijv. in de hand gehouden (machinaal bediend B60C 25\5) [5]

        • B60C 25/04

          draaibaar om de wielas of beweegbaar langs de velgrand, bijv. rolbaar [5]

      • B60C 25/05

        Machines [5]

        • B60C 25/12

          voor het alleen plaatsen van de kragen [5]

          • B60C 25/122

            werkend op het bandloopvlak [5]

        • B60C 25/125

          voor het alleen breaking van de kragen [5]

          • B60C 25/128

            axiaal werkend op de gehele omtrek van de kraag of zijwand [5]

          • B60C 25/13

            axiaal werkend op bepaalde delen van de kraag of zijwand [5]

        • B60C 25/132

          voor het verwijderen of monteren van banden (voor het alleen plaatsen van de kragen B60C 25\5; voor het alleen breaking van de kragen B60C 25\5) [5]

          • B60C 25/135

            met een bandsteun die of een gereedschap dat beweegbaar is langs een wielas [5]

            • B60C 25/138

              waarbij het gereedschap of de bandsteun ronddraait [5]

    • B60C 25/14

      Apparatuur of gereedschap voor het spreiden van bandkragen B60C 25\5 heeft voorrang) [5]

      • B60C 25/15

        met middelen voor het omkeren van de band [5]

    • B60C 25/18

      Gereedschap voor het monteren of demonteren van ventielen

    • B60C 25/20

      Gereedschap voor het vastmaken van metaalachtige banden, bijv. ijzeren banden op houten velgen

  • B60C 27/00

    Antislipvoorzieningen die tijdelijk kunnen worden vastgemaakt aan verende banden of wielen met verende banden

    • B60C 27/02

      zich uitstrekkend over een beperkt gebogen deel van een loopvlak B60C 27\5 heeft voorrang)

      • B60C 27/04

        waarbij het deel dat de grond raakt, stijf is

    • B60C 27/06

      zich uitstrekkend over de gehele omtrek van een loopvlak, bijv. van kettingen B60C 27\5 heeft voorrang)

      • B60C 27/08

        met lugs of ringen voor het opnemen van slijtage

      • B60C 27/10

        met spanmiddelen

        • B60C 27/12

          veerkrachtig

      • B60C 27/14

        automatisch vastmaakbaar

      • B60C 27/16

        gevormd van een dicht materiaal, bijv. leer

        • B60C 27/18

          met weefsel als materiaal, bijv. geweven draad

    • B60C 27/20

      met plaatvormige elementen die de grond raken

    • B60C 27/22

      voor tandembanden (rupsbandaspecten B62D)

  • B60C 29/00

    Voorzieningen van bandopblaasventielen bij banden of velgen; Niet elders ondergebrachte accessoires voor bandopblaasventielen (gereedschap voor het monteren of demonteren van ventielen B60C 25\5; ventielen op zich, ventieldoppen F16K) [4,5]

    • B60C 29/02

      Verbinden met velgen [4]

    • B60C 29/04

      Verbinden met banden [4]

    • B60C 29/06

      Niet elders ondergebrachte accessoires voor bandopblaasventielen, bijv. behuizingen, schermkappen, afdekkingen voor ventieldoppen en blokkeringen [5]

  • B60C 99/00

    Onderwerpen voorzover niet vallend onder andere groepen in deze subklasse [8]