F04F - Verpompen van een fluïdum door direct contact met een ander fluïdum of door gerbuik te maken van de traagheid van het te verpompen fluïdum

(containers of verpakkingen met speciale middelen voor het afgeven van de vloeibare of viskeuze inhoud door inwendige gasdruk B65D 83\5); SIFONS [2]

Aantekeningen

(1) De aandacht wordt gevestigd op de Aantekeningen voorafgaand aan klasse F01. (2) Combinaties van onder deze subklasse vallende pompen met andere pompen worden alleen geklasseerd in deze subklasse, als die andere pompen bedoeld zijn voor het voorverpompen voor diffusiepompen.

  • F04F 1/00

    Pompen waarbij gebruik wordt gemaakt van een fluïdum met overdruk of onderdruk dat direct werkt op de te verpompen vloeistof (alleen gebruikmakend van onderdruk F04F 3\5; straalpompen F04F 5\5; sifons F04F 10\5)

    • F04F 1/02

      gebruikmakend van een fluïdum met overdruk als een fluïdum met onderdruk, bijv. afwisselend

      • F04F 1/04

        opgewekt door verdamping en condensatie

    • F04F 1/06

      waarbij het fluïdum werkt op het oppervlak van de te verpompen vloeistof F04F 1\5 heeft voorrang)

      • F04F 1/08

        speciaal aangepast voor het omhoog halen van vloeistoffen van grote diepten, bijv. in boorputten

      • F04F 1/10

        meervoudig, bijv. met twee of meer parallelle eenheden F04F 1\5 heeft voorrang)

        • F04F 1/12

          in serie

      • F04F 1/14

        aangepast voor het verpompen van specifieke vloeistoffen, bijv. corrosieve of hete vloeistoffen

      • F04F 1/16

        gekenmerkt doordat het fluïdum plotseling op druk wordt gebracht, bijv. door een explosie

    • F04F 1/18

      waarbij het fluïdum wordt gemengd met, of wordt opgewekt uit, de te verpompen vloeistof

      • F04F 1/20

        speciaal aangepast voor het omhoog halen van vloeistoffen van grote diepten, bijv. in boorputten

  • F04F 3/00

    Pompen waarbij gebruik wordt gemaakt van onderdruk die direct werkt op de te verpompen vloeistof (sifons F04F 10\5)

  • F04F 5/00

    Straalpompen, d.w.z. inrichtingen waarin een fluïdumstroming ontstaat door een drukval die wordt veroorzaakt door de snelheid van een andere fluïdumstroom (diffusiepompen F04F 9\5; combinaties van straalpompen met andere niet-straalpompen F04B; gebruik van straalpompen voor het vooraanzuigen of aanjagen van niet-verdringerpompen F04D)

    • F04F 5/02

      waarbij het inducerende fluïdum een vloeistof is

      • F04F 5/04

        voor het verplaatsen van elastische fluïda

        • F04F 5/06

          rotatiepompen

        • F04F 5/08

          waarbij het elastische fluïdum wordt ingesloten in een vrijvallende vloeistofkolom

      • F04F 5/10

        voor het verplaatsen van vloeistoffen, bijv. met vaste stoffen daarin, of van vloeistoffen en elastische fluïda

        • F04F 5/12

          meertrapspompen

    • F04F 5/14

      waarbij het inducerende fluïdum een elastisch fluïdum is

      • F04F 5/16

        voor het verplaatsen van elastische fluïda

        • F04F 5/18

          voor comprimeren

        • F04F 5/20

          voor vacumeren

          • F04F 5/22

            meertrapspompen

      • F04F 5/24

        voor het verplaatsen van vloeistoffen, bijv. met vaste stoffen daarin, of van vloeistoffen en elastische fluïda

        • F04F 5/26

          meertrapspompen F04F 5\5 heeft voorrang)

        • F04F 5/28

          Opnieuw beginnen met de inducerende werking

          • F04F 5/30

            met een axiaal verschuifbaar combinatiesproeier

          • F04F 5/32

            met een scharnierende klep in een combinatiesproeiers

      • F04F 5/34

        gekenmerkt door middelen voor het veranderen van de bron van inducerend fluïdum

      • F04F 5/36

        gekenmerkt door het gebruikmaken van een specifiek inducerend fluïdum

        • F04F 5/38

          waarbij het inducerende fluïdum kwikdamp is

        • F04F 5/40

          waarbij het inducerende fluïdum oliedamp is

    • F04F 5/42

      gekenmerkt doordat de ingaande inducerende fluïdumstroming radiaal of tangentieel ten opzichte van de uitgaande stroming loopt (cyclonen B04C)

    • F04F 5/44

      Componenten, details, of accessoires die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de groepen F04F 5\5 tot F04F 5\5

      • F04F 5/46

        Voorzieningen van sproeiers

      • F04F 5/48

        Regelen

        • F04F 5/50

          van compressiepompen

        • F04F 5/52

          van vacuümpompen

    • F04F 5/54

      Installaties die worden gekenmerkt door het gebruik van straalpompen, bijv. combinaties van twee of meer verschillende soorten straalpompen

  • F04F 7/00

    Pompen voor het verplaatsen van fluïda door gebruik te maken van de traagheid daarvan, bijv. door het opwekken van trillingen daarin

    • F04F 7/02

      Hydraulische plunjers

  • F04F 9/00

    Diffusiepompen

    • F04F 9/02

      meertrapspompen

    • F04F 9/04

      in combinatie met fore pompen, bijv. gebruikmakend van scheidingskleppen

    • F04F 9/06

      Opstelling van dampafscheiders

    • F04F 9/08

      Regelen

  • F04F 10/00

    Sifons

    • F04F 10/02

      Door zwaartekracht in werking gestelde sifons

  • F04F 13/00

    Drukwisselaars [9]

  • F04F 99/00

    Onderwerpen voor zover niet vallend onder andere groepen in deze subklasse [9]