(aanduiden of signaleren van ongewenste werkcondities G01R, bijv. G01R 31\5 of G08B; lokaliseren van defecten langs leidingen G01R 31\5; noodbeschermingsinrichtingen H01H)
Aantekening
Deze subklasse dekt alleen circuitvoorzieningen voor het automatische beschermen van elektrische leidingen of elektrische machines of apparatuur ingeval van een ongewenste verandering van de normale werkcondities.
H02H 1/00
Details van noodbeschermingscircuitvoorzieningen
H02H 1/04
Voorzieningen voor het voorkomen van een reactie op abnormale omgevingscondities, bijv. op bliksem
H02H 1/06
Voorzieningen voor het toevoeren van arbeidsvermogen [3]
H02H 3/00
Noodbeschermingscircuitvoorzieningen voor het automatisch ontkoppelen als directe reactie op een ongewenste verandering van een normale elektrische werkconditie, al dan niet gevolgd door een hernieuwde aankoppeling (speciaal aangepast voor specifieke soorten elektrische machines of apparatuur of voor het beschermen van kabelsysteemsecties of leidingsysteemsecties H02H 7\5; systemen voor het overschakelen op reservevoeding H02J 9\5)
H02H 3/02
Details
H02H 3/033
met meerdere ontkoppelingen in een voorkeursvolgorde H02H 3\5 heeft voorrang) [3]
H02H 3/04
met een waarschuwing of bewaking naast de ontkoppeling, bijv. voor het aanduiden dat de beschermingsapparatuur heeft gewerkt
H02H 3/05
met middelen voor het verhogen van de betrouwbaarheid, bijv. redundantievoorzieningen [3]
H02H 3/06
met automatische hernieuwde aankoppeling
H02H 3/07
en een blijvende ontkoppeling na een vooraf bepaald aantal cycli van hernieuwde aankoppeling [3]
H02H 3/08
reagerend op een overmaat aan stroom (reagerend op een abnormale temperatuur die wordt veroorzaakt door een overmaat aan stroom H02H 5\5)
H02H 3/087
voor gelijkstroomtoepassingen [3]
H02H 3/093
met tijd-afstelmiddelen [3]
H02H 3/10
tevens reagerend op andere abnormale elektrische condities
H02H 3/12
reagerend op onder-belasting of nul-belasting
H02H 3/13
voor meerfasentoepassingen, bijv. bij fase-onderbreking [3]
H02H 3/14
reagerend op de aanwezigheid van spanning in delen die normaal geaard zijn
H02H 3/16
reagerend op lekstroom naar de aarde, het frame of de massa (met een uitgebalanceerde of differentiële voorziening H02H 3\5)
H02H 3/17
door middel van een hulpspanning die in de te beschermen installatie wordt geïnjecteerd [3]
H02H 3/18
reagerend op het omkeren van de gelijkstroom
H02H 3/20
reagerend op een overmaat aan spanning
H02H 3/22
van korte duur, bijv. bij bliksem
H02H 3/24
reagerend op onderspanning of nulspanning
H02H 3/247
met tijd-instelmiddelen [3]
H02H 3/253
voor meerfasentoepassingen, bijv. bij fase-onderbreking [3]
H02H 3/26
reagerend op een verschil tussen spanningen of tussen stromen; reagerend op een fase-hoek tussen spanningen of tussen stromen
H02H 3/28
waarbij sprake is van het vergelijken van de spanningswaarden of stroomwaarden bij twee delen van één systeem op afstand van elkaar, bijv. bij de tegenoverliggende uiteinden van één leiding of bij de invoer en uitvoer van apparatuur
H02H 3/30
gebruikmakend van hulpdraden of een ander signaleringskanaal
H02H 3/32
waarbij sprake is van het vergelijken van de spanningswaarden of stroomwaarden bij overeenkomstige punten van verschillende geleiders van één systeem, bijv. van stromen in heen-geleiders en terug-geleiders
H02H 3/33
gebruikmakend van sommerende stroomtransformatoren H02H 3\5 heeft voorrang) [3]
H02H 3/34
van een driefasen-systeem
H02H 3/347
gebruikmakend van sommerende stroomtransformatoren [3]
H02H 3/353
waarbij sprake is van het vergelijken van fasespanningen [3]
H02H 3/36
waarbij sprake is van het vergelijken van de spanningswaarden of stroomwaarden bij overeenkomstige punten van verschillende systemen, bijv. van parallel gevoede systemen
H02H 3/38
reagerend op zowel spanning als stroom; reagerend op een fase-hoek tussen spanning en stroom
H02H 3/40
reagerend op de verhouding tussen spanning en stroom
H02H 3/42
reagerend op het product tussen spanning en stroom
H02H 3/44
reagerend op de mate van verandering van elektrische grootheden [3]
H02H 3/46
reagerend op frequentie-afwijkingen [3]
H02H 3/48
reagerend op synchronisatieverlies [3]
H02H 3/50
reagerend op de aanwezigheid van abnormale golfvormen, bijv. van wisselstroom in gelijkstroominstallaties [3]
H02H 3/52
reagerend op de aanwezigheid van harmonische trillingen [3]
H02H 5/00
Noodbeschermingscircuitvoorzieningen voor het automatisch ontkoppelen als directe reactie op een ongewenste verandering in normale niet-elektrische werkcondities, al dan niet gevolgd door hernieuwde aankoppeling (gebruikmakend van simulatoren van de beschermde apparatuur H02H 6\5; speciaal aangepast voor specifieke soorten elektrische machines of apparatuur of voor het beveiligen van kabelsysteemsecties of leidingsysteemsecties H02H 7\5) [3]
H02H 5/04
reagerend op abnormale temperatuur
H02H 5/06
in met olie gevulde elektrische apparatuur
H02H 5/08
reagerend op abnormale fluïdumdruk, vloeistofniveau of vloeistofverplaatsing, bijv. een Buchholz-relais
H02H 5/10
reagerend op mechanische schade, bijv. leidingbreuk of onderbreking van een aardverbinding
H02H 5/12
reagerend op een ongewenste nadering tot, of aanraking van, onder stroom staande delen door levende wezens
H02H 6/00
Noodbeschermingscircuitvoorzieningen die reageren op ongewenste veranderingen in normale niet-elektrische werkcondities, waarbij gebruik wordt gemaakt van simulatoren van het beschermde apparaat, bijv. gebruikmakend van warmtebeelden [3]
H02H 7/00
Speciaal aangepaste noodbeschermingscircuitvoorzieningen voor specifieke soorten elektrische machines of apparatuur of voor het beschermen van kabelsysteemsecties of leidingsysteemsecties, en waarbij automatisch wordt geschakeld ingeval van een ongewenste verandering in normale werkcondities (zie voor een structurele samenhang van beschermingsinrichtingen met specifieke machines of apparatuur en hun bescherming zonder automatische ontkoppeling de relevante subklasse voor de machine of de apparatuur)
H02H 7/04
voor transformatoren
H02H 7/045
Differentiaalbescherming van transformatoren [3]
H02H 7/05
voor capacitieve spanningstransformatoren, bijv. tegen resonantie [3]
H02H 7/055
voor getrapte transformatoren of middelen daarvan voor het wisselen van trap [3]
H02H 7/06
voor dynamo-elektrische generatoren; voor synchrone condensatoren
H02H 7/08
voor dynamo-elektrische motoren
H02H 7/085
tegen overmatige belasting
H02H 7/09
tegen overspanning; tegen spanningsvermindering; tegen fase-onderbreking
H02H 7/093
tegen het uitstijgen boven, of het dalen onder, een vooraf bepaald niveau van de wervelsnelheid (centrifugaal-schakelaars H01H 35\5)
H02H 7/097
tegen een verkeerde rotatierichting
H02H 7/10
voor omvormers; voor gelijkrichters
H02H 7/12
voor statische omvormers of gelijkrichters
H02H 7/122
voor omvormers, d.w.z. gelijkstroom/wisselstroom-omvormers [2]
H02H 7/125
voor gelijkrichters [2]
H02H 7/127
met een extra stuurelektrode waaraan ingeval van nood een blokkerende stuurspanning of stuurstroom wordt toegevoerd [2]
H02H 7/16
voor condensatoren (voor synchrone condensatoren H02H 7\5)
H02H 7/18
voor batterijen; voor accumulatoren
H02H 7/22
voor distributiedrijfwerken, bijv. verzamelrailsystemen; voor schakelinrichtingen
H02H 7/24
voor overspanningsafleiders met vonkenbaan
H02H 7/26
Beschermen van kabelsysteemsecties of leidingsysteemsecties, bijv. voor het ontkoppelen van een gedeelte waarin kortsluiting, aardsluiting of boogontlading heeft plaatsgevonden (lokaliseren van defecten in kabels G01R 31\5)
H02H 7/28
voor gekoppelde systemen
H02H 7/30
Zigzaggend verspringende ontkoppeling [3]
H02H 9/00
Noodbeschermingscircuitvoorzieningen voor het beperken van een overmaat aan stroom of spanning zonder ontkoppeling (zie voor een structurele samenhang van beschermingsinrichtingen met specifieke machines of apparatuur de relevante subklasse voor de machine of de apparatuur)
H02H 11/00
Noodbeschermingscircuitvoorzieningen voor het voorkomen van inschakeling waardoor een ongewenste elektrische werkconditie zou kunnen ontstaan
H02H 99/00
Onderwerpen voor zover niet vallend onder andere groepen van deze subklasse [9]