H01T - Vonkenbanen; bliksemafleiders voor overspanning waarbij gebruik wordt gemaakt van vonkenbanen; bougies; corona-inrichtingen; opwekken van ionen die moeten worden ingebracht in niet-ingesloten gassen

(beveiligingscircuits tegen overbelasting H02H) [15]

Aantekening

In deze subklasse wordt de volgende uitdrukking gebruikt met de aangegeven betekenis: - “vonkenbanen” betekent een al dan niet ingesloten ontladingsinrichting met koude elektroden, en die uitsluitend wordt gebruikt voor het in een korte tijdsduur afvoeren van een hoeveelheid elektrische energie. [4]

  • H01T 1/00

    Details van vonkenbanen

    • H01T 1/02

      Middelen voor het doven van een vlamboog

      • H01T 1/04

        gebruikmakend van blaasmagneten

        • H01T 1/06

          met een permanente magneet

      • H01T 1/08

        gebruikmakend van een stroming van een vlamboog-dovend fluïdum

        • H01T 1/10

          waarbij het dovende fluïdum vrijkomt uit massief materiaal door de warmte van de vlamboog

    • H01T 1/12

      Middelen die structureel samenhangen met een vonkenbaan voor het opnemen van de werking daarvan

    • H01T 1/14

      Middelen die structureel samenhangen met een vonkenbaan voor het beschermen daarvan tegen overbelasting of voor het ontkoppelen daarvan bij een storing H01T 1\5, H01T 1\5 en H01T 1\5 hebben voorrang; noodbeveiligingscircuits voor vonkbrugafleiders H02H 7\5) [4,15]

    • H01T 1/15

      voor het beschermen tegen overmatige druk [4]

    • H01T 1/16

      Serieweerstanden die structureel samenhangen met een vonkenbaan

    • H01T 1/18

      Elektrolytische inrichtingen die structureel samenhangen met een vonkenbaan

    • H01T 1/20

      Middelen voor het starten van een vlamboog of voor het kunnen ontsteken van een vonkenbaan [3]

      • H01T 1/22

        door de vorm of de samenstelling van de elektroden [4]

    • H01T 1/24

      Selectie van materialen voor elektroden H01T 1\5 heeft voorrang) [4]

  • H01T 2/00

    Vonkenbanen die extra startmiddelen bevatten (startcircuits H01T 15\5) [4]

    • H01T 2/02

      met een startelektrode of een extra vonkenbaan [4]

  • H01T 4/00

    Bliksemafleiders voor overspanning waarbij gebruik wordt gemaakt van vonkenbanen H01T 2\5 heeft voorrang; beschermingscircuits tegen overspanning waarbij gebruik wordt gemaakt van vonkenbanen H02H 9\5) [4]

    • H01T 4/02

      Details [4,15]

    • H01T 4/04

      Behuizingen H01T 4\5 heeft voorrang) [4]

    • H01T 4/06

      Bevestigingsvoorzieningen voor meerdere bliksemafleiders voor overspanning [4]

    • H01T 4/08

      structureel samenhangend met beschermde apparatuur (met schakelaars H01H 9\5; met zekeringen H01H 85\5) [4]

    • H01T 4/10

      met één spleet of met meerdere parallelle spleten [4,15]

      • H01T 4/12

        hermetisch dicht [4]

      • H01T 4/14

        Boogafleiders (samenhangend met een isolator H01B 17\5) [4]

    • H01T 4/16

      met meerdere seriële spleten [4]

      • H01T 4/18

        Voorzieningen voor het verminderen van de hoogte van gestapelde vonkenbanen [4]

      • H01T 4/20

        Voorzieningen voor het verbeteren van de potentiaaldistributie [4]

  • H01T 7/00

    Roterende vonkenbanen, d.w.z. inrichtingen met één of meer roterende elektroden

  • H01T 9/00

    Speciaal aangepaste vonkenbanen voor het opwekken van oscillaties

  • H01T 11/00

    Speciaal aangepaste vonkenbanen als gelijkrichters

  • H01T 13/00

    Bougies [11]

    • H01T 13/02

      Details

      • H01T 13/04

        Middelen die zorgen voor een elektrische verbinding naar bougies [16]

        • H01T 13/05

          gecombineerd met middelen voor het onderdrukken van interferentie of voor afscherming [4]

      • H01T 13/06

        Afdekkingen die deel uitmaken van de bougie en bescherming bieden tegen een vijandige omgeving

      • H01T 13/08

        Monteren, vastzetten of afdichten van bougies, bijv. in een verbrandingskamer

        • H01T 13/10

          door een bajonetverbinding

      • H01T 13/12

        Middelen op een bougie voor het kunnen vastgrijpen daarvan met gereedschap of met de hand

      • H01T 13/14

        Middelen voor zelfreiniging

      • H01T 13/16

        Middelen voor het verspreiden van warmte

      • H01T 13/18

        Middelen voor verwarming, bijv. voor het drogen

    • H01T 13/20

      gekenmerkt door aspecten van de elektroden of de isolatie

      • H01T 13/22

        met twee of meer elektroden die zijn ingebed in isolatie (bougies met twee of meer vonkenbanen H01T 13\5) [16]

      • H01T 13/24

        met beweegbare elektroden H01T 13\5 heeft voorrang)

        • H01T 13/26

          voor het verstellen van een vonkenbaan anders dan door het buigen van de elektrode

      • H01T 13/28

        met bolvormig gevormde elektroden, bijv. kogelvormig

        • H01T 13/30

          zodanig bevestigd dat vrije beweging mogelijk is

      • H01T 13/32

        gekenmerkt door aspecten van de aardelektrode

      • H01T 13/34

        gekenmerkt door het bevestigen van elektroden in de isolatie, bijv. door inbedding

      • H01T 13/36

        gekenmerkt door het samenvoegen van de isolatie met het lichaam, bijv. gebruikmakend van lijm

      • H01T 13/38

        Selectie van materialen voor isolatie [15]

      • H01T 13/39

        Selectie van materialen voor elektroden [4]

    • H01T 13/40

      structureel gecombineerd met andere inrichtingen (gecombineerd of samenhangend met brandstof-injecteurs F02M 57\5; structureel gecombineerd met andere delen van verbrandingsmotoren F02P 13\5)

      • H01T 13/41

        met middelen voor het onderdrukken van interferentie of voor afscherming [4]

      • H01T 13/42

        met magnetische vonkgeneratoren

      • H01T 13/44

        met transformatoren, bijv. voor hoogfrequente ontsteking

    • H01T 13/46

      met twee of meer vonkenbanen

    • H01T 13/48

      met middelen voor het zichtbaar maken van vonken

    • H01T 13/50

      met middelen voor het ioniseren van een spleet H01T 13\5 heeft voorrang) [4]

    • H01T 13/52

      gekenmerkt door een ontlading langs een oppervlak

    • H01T 13/54

      met elektroden die zijn aangebracht in een gedeeltelijk ingesloten ontstekingskamer

    • H01T 13/56

      gekenmerkt door de aanwezigheid van componenten die gemakkelijk kunnen worden bevestigd of losgemaakt

    • H01T 13/58

      Testen (testen van karakteristieken van de vonk bij ontstekingen van verbrandingsmotoren F02P 17\5) [11]

      • H01T 13/60

        van elektrische eigenschappen [11]

  • H01T 14/00

    Vonkenbanen die niet vallen onder de groepen H01T 2\5 tot H01T 13\5 (inrichtingen die zorgen voor corona-ontlading H01T 19\5) [4]

  • H01T 15/00

    Speciaal aangepaste circuits voor vonkenbanen, bijv. ontstekingscircuits (ontstekingscircuits voor verbrandingsmotoren F02P; elektrische vonkontsteking voor verbrandingsapparatuur F23Q; beschermingscircuits waarbij gebruik wordt gemaakt van een vonkenbaan H02H 9\5) [4]

  • H01T 19/00

    Inrichtingen die zorgen voor corona-ontlading (voor het opladen van elektro-grafische elementen G03G 15\5) [4]

    • H01T 19/02

      Corona-ringen

    • H01T 19/04

      met puntelektroden

  • H01T 21/00

    Speciaal aangepaste apparatuur of processen voor het maken of onderhouden van vonkenbanen of bougies

    • H01T 21/02

      van bougies

      • H01T 21/04

        Reinigen (middelen voor zelfreiniging H01T 13\5; schuurstraalinrichtingen voor het reinigen van bougies B24C 3\5) [11]

    • H01T 21/06

      Verstellen van vonkenbanen (bougies met beweegbare elektroden voor het verstellen van de spleet H01T 13\5) [4]

  • H01T 23/00

    Apparatuur voor het opwekken van ionen die moeten worden ingebracht in niet-ingesloten gassen, bijv. in de atmosfeer [4,15]