F16F - Veren; schokdempers; middelen voor het dempen van trilling

Aantekeningen

(1) Onder deze subklasse vallen: - veren, schokdempers of trillingdempers; - hun opstelling in, of aanpassing voor, specifieke apparatuur, voor zover niet ondergebracht in de subklassen waaronder de genoemde apparatuur valt. [5] (2) Onder deze subklasse vallen niet de opstelling of aanpassing van veren, schokdempers of trillingdempers in of voor specifieke apparatuur, voor zover ondergebracht in de subklassen waaronder de genoemde apparatuur valt, bijv.

  • A47C 23/00

    tot *

    A47C 27/00

    Veermatrassen

  • A63C 5/075

    Trillingdempers voor ski's

B 60 G Voertuigvering

  • B60R 19/24

    Monteren van bumpers op voertuigen

B 61 F Railvoertuigvering

  • B61G 11/00

    Buffers voor wagons of tramrijtuigen

  • B62D 21/15

    Voertuigchassisframes met schokabsorberende middelen

  • B62J 1/02

    Verend gemonteerde zadels op fietsen

  • B62K 21/08

    Stuurdempers

  • B63H 1/15

    Scheepsschroeven met trilling-dempende middelen

  • B63H 21/30

    Trillingvrij monteren van scheepsschroefinstallaties in schepen

  • B64C 25/58

    Opstelling van schokdempers of veren in vliegtuigonderstellen

  • B65D 81/02

    Containers, verpakkingselementen of verpakkingen met schokabsorberende middelen

  • D06F 37/20

    Verende bevestigingen in wasmachines

  • D06F 49/06

    Verende bevestigingen in huishoudelijke wasgoedcentrifuges

  • F03G 1/00

    Veermotoren

  • F21V 15/04

    Verende bevestiging van verlichtingsinrichtingen

F 41 A 25/0 Wiegen voor kanonnen die terugslag toestaan

  • F41B 5/20

    Trillingdempers voor kruisbogen

  • G01D 11/00

    Aanduiden of opnemen in verband met meting

  • G01G 21/10

    Weegapparatuur, bijv. opstelling van schokdempers in weegapparatuur

G 04 B Klokken, horloges

  • G12B 3/08

    Dempen van bewegingen in instrumenten

  • G21C 7/20

    Verplaatsen van schokabsorberende inrichtingen voor verplaatsbare regelelementen in kernreactoren

  • F16F 1/00

    Veren (werkend met een fluïdum F16F 5\5 of F16F 9\5)

    • F16F 1/02

      van staal of een ander materiaal met lage inwendige wrijving F16F 1\5 heeft voorrang); Gewikkelde veren, torsieveren, bladveren, schotelveren, ringveren en soortgelijke veren, waarbij het materiaal van de veer niet relevant is [6]

      • F16F 1/04

        Gewikkelde veren

        • F16F 1/06

          met windingen die in cilindrisch vlakken liggen

        • F16F 1/08

          met windingen die in in hoofdzaak conische vlakken liggen

        • F16F 1/10

          Spiraalveren met windingen die in in hoofdzaak in platte vlakken liggen

        • F16F 1/12

          Hulpstukken of bevestigingen

          • F16F 1/13

            met inzetstukken of afstandhouders tussen de windingen voor het veranderen van de mechanische of de fysische karakteristieken van de veer

      • F16F 1/14

        Torsieveren die bestaan uit stangen of buizen

        • F16F 1/16

          Hulpstukken of bevestigingen

      • F16F 1/18

        Bladveren

        • F16F 1/20

          met lagen, bijv. anti-frictielagen, of met rollen tussen de bladen

        • F16F 1/22

          met middelen voor het modificeren van de veerkarakteristiek

        • F16F 1/24

          Smering; Omhulsels, bijv. voor het tegenhouden van smeermiddel

        • F16F 1/26

          Hulpstukken of bevestigingen B60G 11\5 heeft voorrang) [5]

          • F16F 1/28

            met cilindrische metalen pennen die draaien in nauwsluitende moffen

          • F16F 1/30

            met tussenstukken van rubber of een soortgelijk elastisch materiaal

      • F16F 1/32

        Schotelveren; Schijfvormige schotelveren (diafragma's F16J 3\5)

      • F16F 1/34

        Ringveren, d.w.z. ringvormige lichamen die radiaal worden vervormd ten gevolge van axiale belasting

    • F16F 1/36

      van kunststoffen, bijv. rubber; van materiaal met een hoge inwendige wrijving

      • F16F 1/362

        van staalwol of gecomprimeerde lucht [6]

      • F16F 1/364

        van kurk, hout of een soortgelijk materiaal [6]

      • F16F 1/366

        van vezelversterkte kunststoffen [6]

        • F16F 1/368

          Bladveren [6]

      • F16F 1/37

        van schuimachtig materiaal, bijv. sponsrubber

      • F16F 1/371

        gekenmerkt door inzetstukken of extra uittrekelementen, bijv. voor verstijving F16F 1\5 en F16F 1\5 hebben voorrang) [6]

      • F16F 1/373

        gekenmerkt door de aanwezigheid van een specifieke vorm [6]

        • F16F 1/374

          met een sferische of soortgelijke vorm [6]

        • F16F 1/376

          met uitsteeksels, pennen, zaagtanden en dergelijke op tenminste één vlak F16 F1/387 heeft voorrang) [6]

        • F16F 1/377

          met gaten of openingen F16F 1\5 heeft voorrang) [6]

      • F16F 1/379

        gekenmerkt door voorzieningen voor het regelen van de veertemperatuur, bijv. door koeling [6]

      • F16F 1/38

        met een mof van elastisch materiaal tussen een stijve buitenmof en een stijve binnenmof of binnenpen

        • F16F 1/387

          met middelen voor het modificeren van de stijfheid in specifieke richtingen [6]

        • F16F 1/393

          met sferische of conische moffen [6]

      • F16F 1/40

        bestaande uit een stapel soortgelijke elementen die worden gescheiden door niet-elastische tussenlagen

        • F16F 1/41

          waarbij de veer bestaat uit over het algemeen conisch aangebrachte elementen [6]

      • F16F 1/42

        gekenmerkt door het soort spanning

        • F16F 1/44

          in hoofdzaak belast door samendrukking

        • F16F 1/46

          in hoofdzaak belast door trek

        • F16F 1/48

          in hoofdzaak belast door torsie

        • F16F 1/50

          in hoofdzaak belast door afschuiving

        • F16F 1/52

          in hoofdzaak belast door gecombineerde spanningen

          • F16F 1/54

            belast door samendrukking en afschuiving

  • F16F 3/00

    Veerstelsels die bestaan uit diverse veren, bijv. voor het verkrijgen van een gewenste veerkarakteristiek (inclusief fluïdumveren F16F 5\5 of F16F 13\5)

    • F16F 3/02

      met veren van staal of van een ander materiaal met lage inwendige wrijving

      • F16F 3/04

        alleen samengesteld uit gewikkelde veren

        • F16F 3/06

          waarvan sommige zodanig rondom anderen zijn geplaatst dat ze elkaar dempen door gemeenschappelijke wrijving

      • F16F 3/07

        gecombineerd met kamers die zijn gevuld met een gas of vloeistof

    • F16F 3/08

      met veren van een materiaal met hoge inwendige wrijving, bijv. rubber

      • F16F 3/087

        Stelsels die diverse veren bevatten van kunststoffen of een soortgelijk materiaal F16F 1\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 3/093

          waarbij de veren uit verschillende materialen bestaan, bijv. met verschillende soorten rubber [6]

      • F16F 3/10

        gecombineerd met veren van staal of een ander materiaal met lage inwendige wrijving

        • F16F 3/12

          waarbij de stalen veer in contact staat met de rubberveer, bijv. daarin ingebed [6]

  • F16F 5/00

    Vloeistofveren waarin de vloeistof werkt als een veer door compressie, bijv. gecombineerd met een smoorwerking; Combinaties van inrichtingen inclusief vloeistofveren

  • F16F 6/00

    Magneetveren; Magnetische fluïdumveren

  • F16F 7/00

    Trillingdempers; Schokdempers (gebruikmakend van een fluïdum F16F 5\5 of F16F 9\5; specifiek voor rotatiesystemen F16F 15\5)

    • F16F 7/01

      gebruikmakend van wrijving tussen losse deeltjes, bijv. zand [6]

    • F16F 7/02

      met relatief roteerbare wrijvingsvlakken die worden samengedrukt F16F 7\5 heeft voorrang; waarbij één van de lichamen een veer is F16F 13\5) [6]

      • F16F 7/04

        in de richting van de rotatie-as

      • F16F 7/06

        in een richting loodrecht op of onder een hoek met de rotatie-as

    • F16F 7/08

      met wrijvingsvlakken die rechtlijnig langs elkaar kunnen bewegen F16F 7\5 heeft voorrang) [6]

      • F16F 7/09

        in dempers in de vorm van een cilinder met zuiger [6]

    • F16F 7/10

      gebruikmakend van traagheid

      • F16F 7/104

        waarbij het traagheidslichaam verend bevestigd is [6]

        • F16F 7/108

          op kunststofveren [6]

        • F16F 7/112

          op fluïdumveren [6]

        • F16F 7/116

          op metalen veren [6]

    • F16F 7/12

      gebruikmakend van plastische vervorming van lichamen

    • F16F 7/14

      in de vorm van een kabelsteun, d.w.z. door wrijving aangegrepen, lusvormende kabels

  • F16F 9/00

    Veren, trillingdempers, schokdempers of soortgelijk geconstrueerde bewegingsdempers, waarbij gebruik wordt gemaakt van een fluïdum of het equivalent daarvan als dempend medium F16F 5\5 heeft voorrang; verbinden van ventielen met opblaasbare elastische lichamen B60C 29\5; deurbedieningstoebehoren met fluÏdum-remsystemen E05F)

    • F16F 9/02

      gebruikmakend van alleen gas

      • F16F 9/04

        in een kamer met een flexibele wand

        • F16F 9/05

          waarbij de flexibele wand een rollend diafragma is [5]

    • F16F 9/06

      gebruikmakend van zowel gas als vloeistof

      • F16F 9/08

        in een kamer met een flexibele wand

        • F16F 9/084

          met een gasveer die binnen een flexibele wand wordt gehouden, waarbij de wand niet in contact staat met het dempingsfluïdum, d.w.z. buiten op de dempingscilinder gemonteerd [6]

        • F16F 9/088

          met een gasveer met een flexibele wand in de cilinder op de zuigerstang van een enkelbuisdemper of in de binnenbuis van een dubbelbuisdemper [6]

        • F16F 9/092

          met een gasveer met een flexibele wand tussen de buizen van een dubbelbuisdemper [6]

        • F16F 9/096

          met een hydropneumatische accumulator met membraan op het bovenstuk of onderstuk van een demper, of los van of naast de demper [6]

    • F16F 9/10

      gebruikmakend van alleen vloeistof; gebruikmakend van een fluïdum waarvan de aard niet van belang is

      • F16F 9/12

        Inrichtingen met één of meer roterende schoepen die in het fluïdum ronddraaien, waarbij elk smorend effect onbelangrijk is

      • F16F 9/14

        Inrichtingen met één of meer lichamen, bijv. zuigers of schoepen, die in kamers heen en weer bewegen en gebruikmakend van smoring

        • F16F 9/16

          waarbij alleen sprake is van een rechtlijnige beweging van de werkende delen

          • F16F 9/18

            met een gesloten cilinder en een zuiger die twee of meer arbeidskamers daarin van elkaar scheidt

            • F16F 9/19

              met één cilinder

            • F16F 9/20

              waarbij de zuigerstang door beide uiteinden van de cilinder naar buiten steekt

          • F16F 9/22

            met één of meer cilinders, elk met één arbeidskamer die wordt gesloten door een zuiger of plunjer

            • F16F 9/24

              met één cilinder en één zuiger of plunjer

            • F16F 9/26

              met twee cilinders in lijn, en waarbij de twee zuigers of plunjers met elkaar zijn verbonden

            • F16F 9/28

              met twee parallel lopende cilinders, en waarbij de twee zuigers of plunjers met elkaar zijn verbonden

    • F16F 9/30

      met vast of viskeus materiaal, bijv. pasteuze massa's, als dempingsmedium

    • F16F 9/32

      Details

      • F16F 9/34

        Speciale klepconstructies (kleppen in het algemeen F16K); Vorm of constructie van smoorkanalen

        • F16F 9/342

          Smoorkanalen die werken met doseerpennen

        • F16F 9/344

          Wervelstroomkanalen [6]

        • F16F 9/346

          Smoorkanalen in de vorm van sleuven die zijn aangebracht in cilinderwanden

        • F16F 9/348

          Smoorkanalen in de vorm van ringvormige schijven die in tegenovergestelde richtingen werken

      • F16F 9/36

        Speciale afdichtingen, inclusief afdichtingen of geleiders voor zuigerstangen [8]

      • F16F 9/38

        Omhulsels voor bescherming of voorkomen

      • F16F 9/40

        Voorzieningen voor het voorkomen van schuim

      • F16F 9/42

        Koelvoorzieningen

      • F16F 9/43

        Vulvoorzieningen, bijv. voor het toevoeren van gas

      • F16F 9/44

        Middelen op of in de demper voor handmatige of niet-automatische verstelling; Dergelijke middelen gecombineerd met temperatuurcorrectie F16F 9\5 en F16F 9\5 hebben voorrang; temperatuurcorrectie alleen F16F 9\5) [5,6]

        • F16F 9/46

          met afstandsbediening

      • F16F 9/48

        Voorzieningen die zorgen voor verschillende dempingseffecten bij verschillende delen van de slag F16F 9\5 en F16F 9\5 hebben voorrang) [5,6]

        • F16F 9/49

          Aanslagen die fluïdumdoorstroming beperken, bijv. hydraulische blokkeringen

      • F16F 9/50

        Speciale middelen die zorgen voor automatische dempingsverstelling F16F 9\5 en F16F 9\5 hebben voorrang) [5,6]

        • F16F 9/504

          Traagheidsgevoelige middelen [6]

        • F16F 9/508

          Middelen die reageren op de bewegingssnelheid van de zuiger [6]

        • F16F 9/512

          Middelen die reageren op de belasting op de demper of de fluïdumdruk in de demper [6]

        • F16F 9/516

          resulterend in het feit dat de dempingseffecten tijdens samentrekking verschillen van de dempingseffecten tijdens verlenging [6]

        • F16F 9/52

          in geval van verandering van temperatuur (gecombineerd met uitwendige verstelling F16F 9\5)

      • F16F 9/53

        Middelen voor het verstellen van dempingskarakteristieken door het variëren van de fluïdumviscositeit, bijv. elektromagnetisch [5]

      • F16F 9/54

        Voorzieningen voor bevestiging

      • F16F 9/56

        Middelen voor het verstellen van de lengte, of voor het blokkeren, van de veer of demper, bijv. aan het einde van de slag [6]

      • F16F 9/58

        Slagbeperkende aanslagen, bijv. aangebracht op de zuigerstang buiten de cilinder F16F 9\5 heeft voorrang) [6]

  • F16F 11/00

    Trillingdempers of schokdempers die werken met zowel wrijving als een dempingsfluïdum

  • F16F 13/00

    Stelsels die zowel niet-fluïdumveren als trillingdempers, schokdempers of fluïdumveren bevatten F16F 5\5 heeft voorrang)

    • F16F 13/02

      dempend door wrijvingscontact tussen de veer en remmiddelen (door wrijving samenwerkende gewikkelde veren F16F 3\5)

    • F16F 13/04

      met zowel een kunststofveer als een demper, bijv. een wrijvingsdemper [6]

      • F16F 13/06

        waarbij de demper een fluïdumdemper is, bijv. waarbij de kunststofveer geen deel uitmaakt van de wand van de fluïdumkamer van de demper F16F 13\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 13/08

          waarbij de kunststofveer tenminste deel uitmaakt van de wand van de fluïdumkamer van de demper F16F 13\5 tot F16F 13\5 hebben voorrang) [6]

          • F16F 13/10

            waarbij de wand tenminste gedeeltelijk wordt gevormd door een flexibel membraan en dergelijke F16F 13\5 tot F16F 13\5 hebben voorrang) [6]

          • F16F 13/12

            Dempers met één kamer F16F 13\5 heeft voorrang) [6]

          • F16F 13/14

            Verloopstelsels [6]

            • F16F 13/16

              speciaal aangepast voor het opnemen van axiale belastingen [6]

          • F16F 13/18

            gekenmerkt door de plaats of de vorm van de evenwichtskamer, bijv. waarbij de evenwichtskamer de kunststofveer omringt of ringvormig is F16F 13\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 13/20

          gekenmerkt door het tevens bevatten van een pneumatische veer F16F 13\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 13/22

          gekenmerkt door het tevens bevatten van een dynamische demper (dempers waarbij gebruik wordt gemaakt van traagheid op zich F16F 7\5) [6]

        • F16F 13/24

          waarbij het centrale deel van het stelsel wordt ondersteund door één element en waarbij beide uiteinden van het stelsel worden ondersteund door één ander element, d.w.z. met een dubbelwerkende bevestiging [6]

      • F16F 13/26

        gekenmerkt door stelinrichtingen of regelinrichtingen die reageren op condities van buitenaf [6]

        • F16F 13/28

          speciaal aangepast voor verloopstelsels F16F 13\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 13/30

          met middelen voor het variëren van de fluïdumviscositeit, bijv. van magnetische of elektro-rheologische fluïda [6]

  • F16F 15/00

    Onderdrukken van trillingen in systemen (ophanginrichtingen voor voertuigzittingen B60N 2\5); Middelen of voorzieningen voor het vermijden of verminderen van onbalanskrachten, bijv. ten gevolgd evan beweging (testen van de statische of dynamische balans van machines of structuren G01M 1\5)

    • F16F 15/02

      Onderdrukken van trillingen in niet-roterende, bijv. heen en weer bewegende, systemen; Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door gebruik van lichamen die niet meebewegen met het rotatiesysteem (gelaagde producten B32B; onderdrukken van trilling in schepen B63)

      • F16F 15/023

        gebruikmakend van fluïdummiddelen [6]

        • F16F 15/027

          met regelvoorzieningen [6]

      • F16F 15/03

        gebruikmakend van elektromagnetische middelen F16F 9\5 heeft voorrang) [5]

      • F16F 15/04

        gebruikmakend van elastische middelen (losse elementen of hun bevestiging F16F 1\5 tot F16F 13\5) [2]

        • F16F 15/06

          met metalen veren (met tevens rubberveren F16F 15\5)

          • F16F 15/067

            alleen gebruikmakend van gewikkelde veren [6]

          • F16F 15/073

            alleen gebruikmakend van bladveren [6]

        • F16F 15/08

          met rubberveren

    • F16F 15/10

      Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door gebruik te maken van lichamen die meebewegen met het systeem (door balanceren F16F 15\5; met vliegwielen die variabel of intermitterend werken F16H)

      • F16F 15/12

        gebruikmakend van elastische of door wrijving dempende lichamen, bijv. tussen een roterende aandrijfas en een daarop gemonteerde rondwentelende massa F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 15/121

          gebruikmakend van veren als elastische lichamen, bijv. metaalachtige veren F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

          • F16F 15/123

            Gewikkelde veren [6]

          • F16F 15/124

            Kunststofveren, bijv. van rubber F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

            • F16F 15/126

              bestaande uit tenminste één ringvormig element dat de rotatie-as omringt [6]

          • F16F 15/127

            gebruikmakend van kunststofveren gecombineerd met andere soorten veren [6]

        • F16F 15/129

          gekenmerkt door middelen die door wrijving dempen F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

        • F16F 15/131

          waarbij het rotatiesysteem twee of meer rondwentelende massa's bevat [6]

          • F16F 15/133

            gebruikmakend van veren als elastische lichamen, bijv. metaalachtige veren [6]

            • F16F 15/134

              Gewikkelde veren [6]

            • F16F 15/136

              Kunststofveren, bijv. van rubber F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

            • F16F 15/137

              waarbij de elastische lichamen bestaan uit twee of meer veren van een verschillende soort [6]

          • F16F 15/139

            gekenmerkt door middelen die door wrijving dempen [6]

      • F16F 15/14

        gebruikmakend van vrij schommelende massa's die mee-roteren met het systeem

      • F16F 15/16

        gebruikmakend van een fluïdum (inrichtingen voor het met elkaar verbinden van invoerlichamen en uitvoerlichamen F16D)

        • F16F 15/167

          met een traagheidslichaam, bijv. een ring [6]

          • F16F 15/173

            ondergebracht in een gesloten behuizing [6]

      • F16F 15/18

        gebruikmakend van elektrische middelen (dynamo-elektrische inrichtingen H02K)

    • F16F 15/20

      Onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen door een gunstige groepering of relatieve opstelling van de bewegende lichamen van het systeem of de systemen

    • F16F 15/22

      Compenseren van traagheidskrachten

      • F16F 15/24

        van krukassystemen door specifieke verplaatsing van krukken, zuigers en dergelijke

      • F16F 15/26

        van krukassystemen door gebruik te maken van andere massieve massa's dan de gewone zuigers, die met het systeem meebewegen

    • F16F 15/28

      Contragewichten; Vastmaken of bevestigen daarvan (bij rolsluitingen E06B 9\5)

    • F16F 15/30

      Vliegwielen F16F 15\5 heeft voorrang; onderdrukken van trillingen in rotatiesystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van elastische lichamen of door wrijving dempende lichamen die meebewegen met het systeem F16F 15\5; rotatielichaam-aspecten in het algemeen F16C 13\5 of F16C 15\5)

      • F16F 15/305

        van kunststoffen, bijv. vezelversterkte kunststoffen (FRP) [6]

      • F16F 15/31

        gekenmerkt door middelen voor het variëren van het traagheidsmoment [6]

      • F16F 15/315

        gekenmerkt door hun steunvoorziening, bijv. bevestigingen, kooien of vastzetting van een traagheidslichaam op de aandrijfas F16F 15\5 heeft voorrang) [6]

    • F16F 15/32

      Correctiegewichten of balanceergewichten, of vergelijkbare middelen voor het balanceren van rotatielichamen, bijv. voertuigwielen [2,5]

      • F16F 15/34

        Bevestigingsvoorzieningen daarvoor [5]

      • F16F 15/36

        automatisch werkend [5]