F02M - Toevoeren van brandbare mengsels of bestanddelen daarvan aan verbrandingsmotoren [<wrap ipc2019>19</wrap>]
Aantekeningen
(1) In deze subklasse worden de volgende termen of uitdrukkingen gebruikt met de aangegeven betekenissen: - “carburatoren” betekent voornamelijk apparatuur voor het mengen van brandstof met lucht, waarbij de brandstof in mengcontact met de lucht wordt gebracht door het verlagen van de luchtdruk, bijv. in een venturi; - “brandstof-inspuitapparatuur” betekent apparatuur voor het inbrengen van brandstof in een ruimte, bijv. een motorcilinder, door het op druk brengen van de brandstof, bijv. met een pomp die werkt achter de brandstof, en omvat dus de zgn. “vaste-brandstofinspuiting” waarin vloeibare brandstof wordt ingebracht zonder enige bijmenging van gas; - “lagedrukbrandstofinspuiting” betekent brandstofinspuiting waarin het brandstof-luchtmengsel dat op deze wijze ingespoten brandstof bevat in belangrijke mate wordt gecomprimeerd tijdens de compressieslag van de motor; - “pompelement” betekent één zuiger-cilindereenheid in een brandstof-inspuitzuigerpomp of een overeenkomstige eenheid in een ander soort brandstof-inspuitpomp. (2) De aandacht wordt gevestigd op de Aantekeningen voorafgaand aan klasse F01.
Carburatoren voor vloeibare brandstoffen [9]
F02M 1/00
Carburatoren met middelen voor het kunnen starten of laten vrijlopen van de motor beneden werktemperaturen
F02M 1/02
waarbij de middelen voor het kunnen starten of laten vrijlopen chokes zijn voor verrijking van het brandstof-luchtmengsel (automatische chokes F02M 1\5)
F02M 1/04
waarbij de middelen voor het kunnen starten of laten vrijlopen extra carburatorapparaten zijn die in of buiten werking kunnen worden gesteld, bijv. met automatisch bediende schijfkleppen
F02M 1/06
met axiaal beweegbare kleppen, bijv. zuigervormig
F02M 1/08
waarbij de middelen voor het kunnen starten of laten vrijlopen automatisch in of buiten werking treden (in verband met extra carburatorapparatuur F02M 1\5)
F02M 1/10
afhankelijk van de motortemperatuur, bijv. met een thermostaat
F02M 1/12
met middelen voor het elektrisch verwarmen van de thermostaat
F02M 1/14
afhankelijk van de druk in de inlaatopening voor de verbrandingslucht of het brandstof-luchtmengsel (afhankelijk van zowel de druk in de inlaatopening voor de verbrandingslucht of het brandstof-luchtmengsel als de temperatuur van de motor F02M 1\5) [19]
F02M 1/16
Andere middelen voor het verrijken van het brandstof-luchtmengsel tijdens het starten; Vóór-inspuitbekers; gebruikmakend van verschillende brandstoffen voor het starten en de normale werking
F02M 1/18
Verrijken van het brandstof-luchtmengsel door het omlaagdrukken van de vlotter voor het laten verzuipen van de carburator
F02M 3/00
Vrijloopinrichtingen voor carburatoren (met middelen voor het kunnen laten vrijlopen beneden werktemperaturen F02M 1\5) [9]
F02M 3/02
Voorkomen van de stroming van vrijloopbrandstof
F02M 3/04
onder omstandigheden waarin de motor wordt aangedreven in plaats van zelf aan te drijven, bijv. aangedreven door een voertuig dat heuvelafwaarts rijdt
F02M 3/045
Regelen van kleppen die zijn geplaatst in het vrijloopsproeiersysteem of het doorlaatsysteem, door elektrische middelen of door een combinatie van elektrische met fluïdummiddelen of mechanische middelen [4]
F02M 3/05
Pneumatisch of mechanisch regelen, bijv. met snelheidsregeling [4]
F02M 3/055
Afsluiten van de brandstofstroming door het inbrengen van lucht, bijv. remlucht, in het vrijloopbrandstofsysteem [4]
F02M 3/06
Verhogen van de vrijloopsnelheid
F02M 3/07
door het positioneren van de smoorklepblokkering of door het veranderen van het doorsnedegebied van de brandstofstroming door elektrische, elektromechanische of elektro-pneumatische middelen, in overeenstemming met de motorsnelheid [4]
F02M 3/08
Andere details van vrijloopinrichtingen (bestrijden van ijsvorming door het verwarmen van vrijlooppoorten F02M 15\5)
F02M 3/09
Kleppen die reageren op motorcondities, bijv. op een vacuüm in het spruitstuk (carburatoren met middelen voor het vergemakkelijken van het stationair draaien van de motor bij temperaturen onder normaal F02M 1\5 [5,19]
F02M 3/10
Brandstof-doseerpennen; Sproeiers [4]
F02M 3/12
Doorlaatsystemen [4]
F02M 3/14
Plaatsing van de uitlaatopening van het vrijloopsysteem ten opzichte van de smoorklep [4]
F02M 5/00
Vlotter-gestuurde apparatuur voor het in stand houden van een constant brandstofniveau in carburatoren [9]
F02M 5/02
met voorzieningen voor het compenseren van variaties in de carburatorpositie, bijv. bij een vliegtuig dat ondersteboven vliegt
F02M 5/04
met draaibaar of roteerbaar gemonteerde vlotterkamers [4]
F02M 5/06
met een verstelbaar vlottermechanisme, bijv. voor het compenseren van ongelijkheden in soortelijk gewicht van verschillende brandstoffen
F02M 5/08
met middelen voor het ontluchten van vlotterkamers
F02M 5/10
met middelen ter voorkoming van een dampstremming, bijv. geïsoleerde vlotterkamers of gedwongen brandstofcirculatie door de vlotterkamer bij afgezette motor
F02M 5/12
Andere details, bijv. vlotters, kleppen, stelmiddelen of stelgereedschap [19]
F02M 5/16
Vlotters [4]
F02M 7/00
Carburatoren met middelen voor het beïnvloeden, bijv. verrijken of constant houden, van de brandstof-luchtverhouding van een lading onder variabele omstandigheden (chokekleppen voor het starten F02M 1\5)
F02M 7/02
Carburatoren met beluchte brandstofsproeiers [19]
F02M 7/04
Middelen voor het verrijken van een lading bij hoge verbrandingsluchtstroming
F02M 7/06
Middelen voor het verrijken van een lading bij plotselinge opening, d.w.z. bij versnelling, van de smoorklep, bijv. opslagmiddelen in doorlaatsystemen
F02M 7/08
gebruikmakend van pompen
F02M 7/087
waarbij het vermogen wordt veranderd in overeenstemming met de temperatuur in de motor [4]
F02M 7/093
waarbij het vermogen wordt veranderd in overeenstemming met een instroomvacuüm [4]
F02M 7/10
Andere installaties zonder bewegende delen voor het beïnvloeden van de brandstof-luchtverhouding, bijv. elektrische middelen (brandstofbeluchtingsmiddelen voor het beïnvloeden van de brandstof-luchtverhouding F02M 7\5) [4,19]
F02M 7/11
Afwisselen van de vlotterkamerdruk (verrijken van het brandstof-luchtmengsel tijdens het starten door het omlaagdrukken van de vlotter voor het laten verzuipen van de carburator F02M 1\5) [5]
F02M 7/12
Andere installaties met bewegende delen voor het beïnvloeden van de brandstof-luchtverhouding, bijv. met kleppen F02M 7\5 heeft voorrang) [4]
F02M 7/127
Afwisselen van de vlotterkamerdruk (verrijken van het brandstof-luchtmengsel tijdens het starten door het omlaag drukken van de vlotter voor het laten verzuipen van de carburator F02M 1\5) [5]
F02M 7/133
Hulpspuiters, d.w.z. alleen werkend onder bepaalde condities, bijv. bij vol vermogen (middelen voor het verrijken van de lading bij een hoge verbrandingsluchtdoorstroming F02M 7\5, middelen voor het verrijken van de lading bij plotselinge smoorklepopening, d.w.z. bij versnelling F02M 7\5) [5,19]
F02M 7/14
met middelen voor het regelen van het doorsnedegebied van de brandstofsproeier (afhankelijk van de positie van de luchtsmoorklep F02M 7\5)
F02M 7/16
automatisch werkend, bijv. afhankelijk van een uitlaatgasanalyse
F02M 7/17
met een pneumatisch verstelbaar zuigervormig element, bijv. carburatoren met een constante onderdrukking [5]
F02M 7/18
met middelen voor het regelen van het doorsnedegebied van de brandstofopening (afhankelijk van de positie van de luchtsmoorklep F02M 7\5)
F02M 7/20
automatisch werkend, bijv. afhankelijk van de hoogte
F02M 7/22
waarbij de dwarsdoorsnede van de brandstofstroming wordt geregeld afhankelijk van de positie van de luchtsmoorklep (waarbij de smoorklep dwars op het luchtkanaal kan verschuiven F02M 9\5)
F02M 7/23
Beluchtingsinrichtingen voor brandstof [4]
F02M 7/24
Regelen van de stroming van beluchtingslucht [4]
F02M 7/26
afhankelijk van de positie van optioneel te bedienen smoormiddelen [4]
F02M 7/28
afhankelijk van temperatuur of druk [4]
F02M 9/00
Carburatoren met andere smoorkleppen voor het luchtkanaal of het brandstof-luchtmengselkanaal, dan vlinderkleppen (registercarburatoren F02M 11\5); Carburatoren met brandstof-luchtmengkamers met een variabele vorm of positie
F02M 9/02
met smoorkleppen, bijv. zuigervormig, die dwars op het kanaal verschuifbaar zijn aangebracht
F02M 9/04
waarbij smoorkleppen verschuiven in een vlak onder een hoek met het kanaal
F02M 9/06
met middelen voor het variëren van het doorsnedegebied van de brandstofsproeier afhankelijk van de positie van de smoorklep (installaties, automatisch bediend door een pneumatisch verstelbaar zuigervormig element, voor het beïnvloeden van de brandstof-luchtverhouding F02M 7\5) [5,19]
F02M 9/08
met smoorkleppen die roteerbaar zijn bevestigd in het kanaal
F02M 9/10
met kleppen of soortgelijke regelaars met een elastische wand voor het regelen van de doorstroming, of het variëren van het doorsnedegebied, van brandstof-luchtmengkamers
F02M 9/12
met andere specifieke middelen voor het regelen van de doorstroming, of het variëren van het doorsnedegebied, van brandstof-luchtmengkamers
F02M 9/127
Axiaal beweegbare smoorkleppen die concentrisch om de as van het mengselkanaal liggen [5]
F02M 9/133
waarbij de smoorkleppen paddenstoelvormige lichamen hebben [5]
F02M 9/14
waarbij de venturi en de sproeier ten opzichte van elkaar kunnen worden verplaatst langs de venturi-as
F02M 11/00
Meertrapscarburatoren; Registercarburatoren, d.w.z. met verschuifbare of roteerbare smoorkleppen waarin meerdere brandstofsproeiers, anders dan alleen een vrijloopsproeier en een hoofdsproeier, opeenvolgend worden blootgesteld aan de luchtstroom via de smoorklep
F02M 11/02
waarbij de smoorklep, bijv. een schuif of vlinderklep, in een latere trap automatisch wordt geopend
F02M 11/04
waarbij de kleppen in de latere trap bevochtigingsmiddelen bevatten
F02M 11/06
Andere carburatoren met een smoorklep in de vorm van een schuif of vlinderklep
F02M 11/08
Registercarburatoren met een smoorklep die dwars op het luchtkanaal verplaatsbaar is
F02M 11/10
Registercarburatoren met roteerbare smoorkleppen
F02M 13/00
Voorzieningen van twee of meer aparte carburatoren (opnieuw verstuiven van gecondenseerde brandstof of homogeniseren van een brandstof-luchtmengsel F02M 29\5); Carburatoren waarbij gebruik wordt gemaakt van meer dan één brandstof (apparatuur voor het toevoegen van kleine hoeveelheden secundaire brandstof F02M 25\5) [19]
F02M 13/02
Afzonderlijke carburatoren
F02M 13/04
aan elkaar gebouwd
F02M 13/06
waarbij de carburatoren gebruikmaken van verschillende brandstoffen
F02M 13/08
Aangepaste carburatoren voor gebruik van vloeibare en gasvormige brandstoffen, bijv. afwisselend
F02M 15/00
Carburatoren met middelen voor het verwarmen, koelen of thermisch isoleren van verbrandingslucht, brandstof of brandstof-luchtmengsel [19]
F02M 15/02
met verwarmingsmiddelen, bijv. voor het bestrijden van ijsvorming
F02M 15/04
waarbij de middelen elektrisch zijn
F02M 15/06
Warmteschilden, bijv. tegen motorwarmte-uitstraling
F02M 17/00
Carburatoren met ter zake doende kenmerken die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de apparatuur uit de hoofdgroepen F02M 1\5 tot F02M 15\5 (apparatuur voor het behandelen van verbrandingslucht, brandstof of brandstof-luchtmengsel door katalysatoren, elektrische middelen, magnetisme, stralen, geluidsgolven en dergelijke F02M 27\5; combinaties van carburatoren en lagedrukbrandstof-inspuitapparatuur F02M 71\5) [8]
F02M 17/02
Vlotterloze carburatoren
F02M 17/04
waarbij de brandstof-instroomklep wordt geregeld door een diafragma
F02M 17/06
waarbij een overloopkamer zorgt voor een constant brandstofniveau
F02M 17/08
Carburatoren met één of meer brandstofkanaalopeningen in een klepzitting die het verbrandingsluchtkanaal omringt, waarbij de klep wordt geopend door langsstromende lucht
F02M 17/09
waarbij de klep een eccentrisch gemonteerde vlinderklep is [5]
F02M 17/10
Carburatoren met één of meer brandstofkanaalopeningen in het kleplichaam van de luchtsmoorklep
F02M 17/12
waarbij de klep een vlinderklep is
F02M 17/14
Carburatoren met brandstoftoevoerdelen die synchroon worden geopend en gesloten bij een motorslag
F02M 17/16
Carburatoren met continu roterende lichamen, bijv. oppervlaktecarburatoren [19]
F02M 17/18
Andere oppervlaktecarburatoren
F02M 17/20
met een brandstofbad
F02M 17/22
waarbij lucht door het bad borrelt
F02M 17/24
met lonten
F02M 17/26
met andere bevochtigde lichamen
F02M 17/28
waarbij de brandstof door een poreus lichaam wordt opgezogen
F02M 17/30
Carburatoren met brandbeschermingsinrichtingen, bijv. gecombineerd met brandblusapparatuur
F02M 17/32
waarbij brandstofleidingen automatisch worden gesloten bij het uitbreken van brand
F02M 17/34
Andere carburatoren gecombineerd of in samenhang met andere apparatuur, bijv. luchtfilters [19]
F02M 17/36
Carburatoren met toebehoren voor het kunnne reinigen ervan
F02M 17/38
Niet elders ondergebracht regelen van carburatoren (extern regeldrijfwerk F02M 19\5)
F02M 17/40
Selectie van specifieke materialen voor carburatoren, bijv. plaatmetaal, kunststofmaterialen of doorschijnende materialen
F02M 17/42
Niet elders ondergebrachte vlottergestuurde carburatoren
F02M 17/44
Niet elders ondergebrachte carburatoren die worden gekenmerkt door de luchttrekrichting
F02M 17/46
met neerwaarts gerichte luchttrek
F02M 17/48
met opwaarts gerichte luchttrek
F02M 17/50
Carburatoren met middelen voor het bestrijden van ijsvorming (thermisch F02M 15\5)
F02M 17/52
Gebruik van door carburatoren geproduceerde koude voor een ander doel [19]
F02M 19/00
Details, componenten of accessoires van carburatoren die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de apparatuur uit de groepen F02M 1\5 tot F02M 17\5 [19]
F02M 19/01
Apparatuur voor het testen, afstemmen of synchroniseren van carburatoren, bijv. carburatorstromingsstandaards [3]
F02M 19/02
Maatopeningen, bijv. variabel in diameter (variabel tijdens werking F02M 7\5)
F02M 19/025
Maatopeningen die niet variabel zijn in diameter [4]
F02M 19/03
Brandstof-vernevelsproeiers; Opstelling van lucht-emulgeerkanalen [4,19]
F02M 19/035
Paddenstoelvormige vernevelsproeiers [4]
F02M 19/04
Brandstof-doseerpennen of brandstof-doseernaalden
F02M 19/06
Andere details van brandstofleidingen
F02M 19/08
Venturi's
F02M 19/10
in meervoudige opstelling
F02M 19/12
Extern regeldrijfwerk, bijv. met knalpotten (bevochtigingsmiddelen in latere trappen van meertrapscarburatoren F02M 11\5) [19]
F02M 21/00
Apparatuur voor het toevoeren van niet-vloeibare brandstoffen aan motoren, bijv. gasvormige brandstoffen die zijn opgeslagen in vloeibare vorm
F02M 21/02
voor gasvormige brandstoffen [19]
F02M 21/04
Gas-luchtmengapparatuur [19]
F02M 21/06
Apparatuur voor het verwijderen van vloeistoffen, bijv. door verwarming [19]
F02M 21/08
voor niet-gasvormige brandstoffen [19]
F02M 21/10
voor brandstoffen met een laag smeltpunt, bijv. apparatuur met verwarmingsmiddelen
F02M 21/12
voor poedervormige brandstoffen [19]
Voor motoren ter zake doende apparatuur voor het toevoeren, of behandeling vóór hun toevoer aan de motor, van verbrandingslucht, brandstof of brandstof-luchtmengsel
F02M 23/00
Apparatuur voor het toevoegen van secundaire lucht aan een brandstof-luchtmengsel
F02M 23/02
met menselijke regeling
F02M 23/03
waarbij de klep voor de secundaire lucht wordt geregeld door de hoofdsmoorklep van de verbrandingslucht [5]
F02M 23/04
met automatische regeling
F02M 23/06
afhankelijk van de motorsnelheid
F02M 23/08
afhankelijk van de druk in het hoofd aanzuigsysteem van de verbrandingslucht
F02M 23/09
gebruikmakend van kleppen die direct worden geopend bij lage druk
F02M 23/10
afhankelijk van de temperatuur, bijv. de motortemperatuur
F02M 23/12
gekenmerkt door de combinatie ervan met een inrichting voor, of door secundaire lucht die leidt tot, het opnieuw vernevelen van gecondenseerde brandstof
F02M 23/14
gekenmerkt door het toevoegen van hete lucht
F02M 25/00
Voor motoren ter zake doende apparatuur voor het toevoegen van niet-brandstofsubstanties of kleine hoeveelheden secundaire brandstof aan verbrandingslucht, hoofdbrandstof of brandstof-luchtmengsel (toevoegen van secundaire lucht aan een brandstof-luchtmengsel F02M 23\5; toevoegen van uitlaatgassen F02M 26\5; brandstofinjectie-apparatuur die simultaan werkt op twee of meer soorten brandstof of op een vloeibare brandstof en een andere vloeistof F02M 43\5) [16,19]
F02M 25/022
voor het toevoegen van brandstof en een wateremulsie, water of stoom [6]
F02M 25/025
Toevoegen van water [6]
F02M 25/028
in de ladinginlaten [6]
F02M 25/03
in de cilinders [6]
F02M 25/032
Produceren en toevoegen van stoom [6]
F02M 25/035
in de ladinginlaten [6]
F02M 25/038
in de cilinders [6]
F02M 25/06
voor het toevoegen van smeermiddeldampen [16]
F02M 25/08
voor het toevoegen van brandstofdampen afkomstig uit de brandstoftank
F02M 25/10
voor het toevoegen van acetyleen, niet uit water afkomstige waterstof, niet uit lucht afkomstige zuurstof of ozon
F02M 25/12
waarbij de apparatuur middelen heeft voor het opwekken van dergelijke gassen (gebruikmakend van straling onder gelijktijdige opwekking van ozon F02M 27\5)
F02M 26/00
Voor motoren ter zake doende apparatuur voor het toevoegen van verbrandingsgassen aan verbrandingslucht, hoofdbrandstof of brandstof-luchtmengsel, bijv. bij uitlaatgasrecirculatie [EGR] systemen [16]
F02M 26/01
Inwendige uitlaatgasrecirculatie, d.w.z. waarin het overschot uitlaatgassen wordt afgevangen in de cilinder of worden teruggeduwd vanuit de inlaat of de uitlaatpijp in de verbrandingskamer, zonder gebruik van extra kanalen [16]
F02M 26/02
Speciaal aangepaste EGR-systemen voor turbomotoren [16]
F02M 26/03
met één enkele mechanisch of elektrisch aangedreven inlaatturbocompressor [16]
F02M 26/04
met één enkele turbolader [16]
F02M 26/05
Hogedruk-lussen, d.w.z. waarin gerecirculeerd uitlaatgas uit het uitlaatsysteem stroomopwaarts van de turbine wordt genomen en weer wordt ingebracht in het inlaatsysteem stroomafwaarts van de compressor [16]
F02M 26/06
Lagedruk-lussen, d.w.z. waarbij gerecirculeerd uitlaatgas uit de uitlaat stroomafwaarts van de turboladerturbine en weer wordt ingebracht in het inlaatsysteem stroomopwaarts van de compressor [16]
F02M 26/07
Gemengdedruk-lussen, d.w.z. waarin gerecirculeerd uitlaatgas ofwel stroomopwaarts van de turbine wordt uitgenomen en weer wordt ingebracht stroomopwaarts van de compressor, of wordt uitgenomen stroomafwaarts van de turbine en weer wordt ingebracht stroomafwaarts van de compressor [16]
F02M 26/08
voor motoren met twee of meer inlaatturbocompressoren of uitlaatgasturbines, bijv. een turbolader gecombineerd met een extra compressor [16]
F02M 26/09
Constructieve details, bijv. structurele combinaties van EGR-systemen en turbosystemen; Opstelling van de EGR-systemen en turbosystemen t.o.v. de motor [16]
F02M 26/10
met middelen voor het verhogen van het drukverschil tussen het uitlaatsysteem en het inlaatsysteem, bijv. venturi, turbines met variabele geometrie, terugslagkleppen die gebruikmaken van drukpulsaties of vernauwingen in het luchtinlaatsysteem of het uitlaatsysteem [16]
F02M 26/11
Maken of samenstellen van EGR-systemen; Speciaal aangepaste materialen of coating vooro EGR-systemen [16]
F02M 26/12
gekenmerkt door middelen voor het bevestigen van EGR-systemen aan elkaar of aan motoronderdelen [16]
F02M 26/13
Opstelling of layout van EGR-kanalen, bijv. ten opzichte van specifieke motoronderdelen of voor de inbouw van accessoires [16]
F02M 26/14
ten opzichte van het uitlaatsysteem [16]
F02M 26/15
ten opzichte van motoruitlaatreinigingsapparatuur [16]
F02M 26/16
met EGR-kleppen die zijn geplaatst bij of naast de verbinding met het uitlaatsysteem [16]
F02M 26/17
ten opzichte van het inlaatsysteem [16]
F02M 26/18
Thermische isolatie of warmtebescherming [16]
F02M 26/19
Middelen voor het verbeteren van de menging van lucht en gerecirculeerde uitlaatgassen, bijv. venturi of meerdere openingen in het inlaatsysteem [16]
F02M 26/20
Toevoeren van gerecirculeerde uitlaatgassen direct in de verbrandingskamers of in de inlaatgeleiders [16]
F02M 26/21
met EGR-kleppen die zijn geplaatst bij of naast de verbinding met het inlaatsysteem [16]
F02M 26/22
met koelers in de recirculatiekanalen [16]
F02M 26/23
Layout, bijv. schema's [16]
F02M 26/24
met twee of meer koelers [16]
F02M 26/25
met koelers met omleidingskanalen [16]
F02M 26/26
gekenmerkt door details van de omleidingsklep [16]
F02M 26/27
met lucht-gekoelde warmtewisselaars [16]
F02M 26/28
met vloeistof-gekoelde warmtewisselaars [16]
F02M 26/29
Constructieve details van de koelers, bijv. pijpen, platen, ribben, isolatie of materialen [16]
F02M 26/30
Verbindingen van koelers met andere inrichtingen, bijv. met kleppen, verwarmers, compressoren of filters; Koelers die worden gekenmerkt door hun plaats bij de motor [16]
F02M 26/31
Lucht-gekoelde warmtewisselaars [16]
F02M 26/32
Vloeistof-gekoelde warmtewisselaars [16]
F02M 26/33
voor het regelen van de temperatuur van de gerecirculeerde gassen [16]
F02M 26/34
met compressoren, turbines en dergelijke in het recirculatiekanaal [16]
F02M 26/35
met middelen voor het reinigen of behandelen van de gerecirculeerde gassen, bijv. katalysatoren, condensvangers, roetfilters of verwarmers [16]
F02M 26/36
met middelen voor het toevoeren van andere fluïda dan uitlaatgas aan het recirculatiekanaal; met reformers [16]
F02M 26/37
met tijdelijke opslag van gerecirculeerd uitlaatgas (inwendige uitlaatgasrecirculatie F02M 26\5) [16]
F02M 26/38
met twee of meer parallel geplaatste EGR-kleppen [16]
F02M 26/39
met twee of meer serieel geplaatste EGR-kleppen [16]
F02M 26/40
met tijdsmiddelen in het recirculatiekanaal, bijv. cyclisch werkende kleppen of regeneratoren; met voorzieningen waarbij sprake is van drukpulsaties [16]
F02M 26/41
gekenmerkt door de opstelling van het recirculatiekanaal ten opzichte van de motor, bijv. tot cilinderkoppen, voeringen, bougies of spruitstukken; gekenmerkt door de opstelling van het recirculatiekanaal ten opzichte van speciaal aangepaste verbrandingskamers [16]
F02M 26/42
met twee of meer EGR-kanalen; Speciaal aangepaste EGR-systemen voor motoren met twee cilinders [16]
F02M 26/43
waarin uitlaatgas van slechts één cilinder of slechts één groep cilinders wordt geleid naar de inlaat van de motor [16]
F02M 26/44
waarin een EGR-hoofdkanaal is vertakt in meerdere kanalen [16]
F02M 26/45
Speciaal aangepaste sensoren voor EGR-systemen [16]
F02M 26/46
voor het bepalen van de kenmerken van gassen, bijv. de samenstelling [16]
F02M 26/47
waarbij de kenmerken temperaturen, drukken of debieten betreffen [16]
F02M 26/48
Positiesensoren voor EGR-kleppen (details van de sensorinstallatie in de klepbehuizing F02M 26\5) [16]
F02M 26/49
Detecteren, diagnostiseren of aangeven van een ongewone functie van of binnen het EGR-systeem [16]
F02M 26/50
Voorzieningen of methoden voor het voorkomen of verminderen van afzettingen, corrosie of slijtage veroorzaakt door verontreinigingen (opstelling of layout van EGR-kanalen met middelen voor het reinigen of behandelen van gerecirculeerde gassen F02M 26\5; bescherming van EGR-kleppen tegen beschadiging F02M 26\5) [16,19]
F02M 26/51
EGR-kleppen gecombineerd met andere inrichtingen, bijv. met inlaatkleppen of compressoren (gecombineerd met luchtinlaatvernauwingen F02M 26\5) [16]
F02M 26/52
Systemen voor het bedienen van EGR-kleppen [16]
F02M 26/53
gebruikmakend van elektrische actuatoren, bijv. elektromagneten [16]
F02M 26/54
Roterende actuatoren, bijv. stappenmotoren [16]
F02M 26/55
gebruikmakend van vacuümactuatoren [16]
F02M 26/56
met drukmodulatiekleppen [16]
F02M 26/57
gebruikmakend van elektrische middelen, bijv. elektromagnetische kleppen [16]
F02M 26/58
Constructieve details van de actuator; Montage daarvan [16]
F02M 26/59
gebruikmakend van drukactuatoren; Terugslagkleppen daarvoor [16]
F02M 26/60
reagerend op de luchtinlaatdruk [16]
F02M 26/61
reagerend op de uitlaatgasdruk [16]
F02M 26/62
reagerend op de brandstofdruk [16]
F02M 26/63
waarbij de EGR-klep direct door een bediener wordt bediend (waarbij de EGR-klep wordt bediend samen met een inlaatluchtsmoorklep F02M 26\5) [16,19]
F02M 26/64
waarbij de EGR-klep samen met een luchtinlaatvernauwing wordt bediend [16]
F02M 26/65
Constructieve details van EGR-kleppen [16]
F02M 26/66
Hefkleppen, bijv. schotelkleppen [16]
F02M 26/67
Pinnen; Spindels; Veren; Lagers; Afdichtingen; Verbindingen met actuatoren [16]
F02M 26/68
Sluitlichamen; Klepzittingen; Stroomkanalen [16]
F02M 26/69
met twee of meer klepsluitlichamen [16]
F02M 26/70
Flap kleppen ; Rotatiekleppen; Schuifkleppen; Verende kleppen [16]
F02M 26/71
Meerwegkleppen [16]
F02M 26/72
Behuizingen [16]
F02M 26/73
met middelen voor het verwarmen of koelen van de EGR-klep [16]
F02M 26/74
Bescherming tegen schade, bijv. afschermingen [16]
F02M 27/00
Apparatuur voor het behandelen van verbrandingslucht, brandstof of een brandstof-luchtmengsel door katalysatoren, elektrische middelen, magnetisme, stralen, geluidsgolven en dergelijke
F02M 27/02
door katalysatoren
F02M 27/04
door elektrische middelen of magnetisme
F02M 27/06
met stralen
F02M 27/08
door geluidsgolven of ultrasoon-golven
F02M 29/00
Apparatuur voor het opnieuw vernevelen van gecondenseerde brandstof of voor het homogeniseren van een brandstof-luchtmengsel (gecombineerd met de toevoer van secundaire lucht F02M 23\5)
F02M 29/02
met roterende delen
F02M 29/04
met schermen, roosters, keerschotten en dergelijke [19]
F02M 29/06
waarbij een wervelbeweging in het mengsel wordt opgewekt
F02M 29/08
met spiraalsgewijze gewikkelde draden
F02M 29/10
verstelbaar
F02M 29/12
waarbij homogeniseerkleppen worden opengehouden door de stroming van het mengsel
F02M 29/14
waarbij het opnieuw vernevelen of homogeniseren wordt veroorzaakt door oneffenheden op inwendige oppervlakken van de mengsel-inlaatopening
F02M 31/00
Apparatuur voor het thermisch behandelen van verbrandingslucht, brandstof of een brandstof-luchtmengsel (carburatoren met middelen voor het verwarmen, koelen of thermisch isoleren van verbrandingslucht, brandstof of brandstof-luchtmengsel F02M 15\5; apparatuur voor het verwijderen van vloeistof uit niet-vloeibare brandstoffen door verwarmen F02M 21\5; apparatuur met verwarmingsmiddelen voor niet-gasvormige brandstoffen met een laag smeltpunt F02M 21\5; apparatuur die wordt gekenmerkt door het toevoegen van hete secundaire lucht aan een brandstof-luchtmengsel F02M 23\5; brandstofinjectie-apparatuur die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van middelen voor het verwarmen, koelen of thermisch isoleren F02M 53\5) [19]
F02M 31/02
voor het verwarmen (voor het zuiveren van vloeibare brandstof F02M 37\5) [19]
F02M 31/04
van verbrandingslucht of een brandstof-luchtmengsel (elektrisch F02M 31\5; door gebruik te maken van warmte van arbeidscilinders of cilinderkoppen F02M 31\5; verwarmen van verbrandingslucht als hulpmiddel bij het starten van motoren F02N 19\5) [4,10]
F02M 31/06
door hete gassen, bijv. door het mengen van koude en hete lucht
F02M 31/07
Temperatuur-afhankelijk regelen, bijv. gebruikmakend van thermostaatkleppen (temperatuur-afhankelijk regelen van de hoeveelheid uitlaatgas of verbrandingslucht die is gericht op het warmte-uitwisselende oppervlak F02M 31\5) [6,19]
F02M 31/08
waarbij de gassen uitlaatgassen zijn
F02M 31/083
Temperatuur-afhankelijk regelen van de hoeveelheid uitlaatgas of verbrandingslucht die naar het warmte-uitwisselende oppervlak wordt geleid
F02M 31/087
Warmte-uitwisselingsvoorzieningen tussen de luchtinlaatkanalen en uitlaatgaskanalen, bijv. door middel van contact tussen de kanalen [5]
F02M 31/093
Luchtinlaatkanalen die de uitlaatgaskanalen omringen; Uitlaatgaskanalen die de luchtinlaatkanalen omringen [5]
F02M 31/10
door hete vloeistoffen, bijv. smeermiddelen
F02M 31/12
elektrisch
F02M 31/125
Brandstof [5]
F02M 31/13
Verbrandingslucht [5]
F02M 31/135
Brandstof-luchtmengsel [5]
F02M 31/14
door gebruik te maken van de warmte van arbeidscilinders of cilinderkoppen
F02M 31/16
Andere apparatuur voor het verwarmen van brandstof
F02M 31/18
voor het verdampen van brandstof
F02M 31/20
voor koeling (koelen van laadlucht of spoellucht F02B 29\5) [19]
F02M 33/00
Andere apparatuur voor het behandelen van verbrandingslucht, brandstof of een brandstof-luchtmengsel (verbrandingsluchtreinigers F02M 35\5; voorzieningen voor het zuiveren van vloeibare brandstof F02M 37\5)
F02M 33/02
voor het opvangen en terugvoeren van gecondenseerde brandstof
F02M 33/04
voor terugvoering naar het inlaatkanaal [5]
F02M 33/06
onder gelijktijdige warmtetoevoer [5]
F02M 33/08
voor terugvoering naar de brandstoftank [5]
F02M 35/00
Verbrandingsluchtreinigers, luchtinlaatopeningen, inlaatdempers of aanzuigsystemen, die speciaal zijn aangepast voor, of aangebracht in, verbrandingsmotoren [19]
F02M 35/02
Luchtreinigers
F02M 35/022
werkend op zwaartekracht, centrifugaal-kracht of andere traagheidskrachten, bijv. met bevochtigde wanden [2]
F02M 35/026
werkend door het geleiden van lucht over of door een oliebad of een ander vloeistofbad, bijv. gecombineerd met filters [2]
F02M 35/04
speciaal aangebracht ten opzichte van de motor; Bevestiging daarop
F02M 35/06
gecombineerd of in samenhang met de koelblazer of koelventilator van de motor, of met een vliegwiel
F02M 35/08
met middelen voor het verwijderen van stof uit reinigers; met middelen voor het aanduiden van verstopping; met omleidingsmiddelen
F02M 35/09
Verstoppingsaanwijzers [6]
F02M 35/10
Luchtinlaatopeningen; Aanzuigsystemen [19]
F02M 35/104
Inlaatspruitstukken [6]
F02M 35/108
met primaire en secundaire inlaatkanalen [6]
F02M 35/112
voor motoren met alle cilinders op één lijn [6,19]
F02M 35/116
voor motoren met cilinders in een V-opstelling of aangebracht tegenover de hoofdaandrijfas [6,19]
F02M 35/12
Inlaatdempers
F02M 35/14
Gecombineerde luchtreinigers en geluiddempers
F02M 35/16
gekenmerkt door het gebruik in voertuigen [19]
F02M 37/00
Apparatuur of systemen voor het toevoeren van vloeibare brandstof uit opslagtanks aan carburatoren of brandstof-inspuitapparatuur; Voorzieningen voor het zuiveren van vloeibare brandstof, die speciaal zijn aangepast voor, of aangebracht in, verbrandingsmotoren [5,19]
F02M 37/02
Toevoeren door middel van aanzuigapparatuur, bijv. door een luchtstroming door carburatoren (door aangedreven pompen F02M 37\5)
F02M 37/04
Toevoeren door middel van aangedreven pompen [19]
F02M 37/06
mechanisch aangedreven
F02M 37/08
elektrisch aangedreven
F02M 37/10
ondergedompeld in brandstof, bijv. in een reservoir
F02M 37/12
door een fluïdum aangedreven, bijv. door gecomprimeerde verbrandingslucht
F02M 37/14
waarbij de pompen worden gecombineerd met andere apparatuur
F02M 37/16
gekenmerkt door een voorziening van persoonlijk, bijv. handmatig, bediende pompen
F02M 37/18
gekenmerkt door een voorziening van hoofdpompen en bijpompen
F02M 37/20
gekenmerkt door middelen voor het voorkomen van een dampblokkering
F02M 37/22
Voorzieningen voor het zuiveren van vloeibare brandstof, die speciaal zijn aangepast voor, of aangebracht in, verbrandingsmotoren, bijv. voorzieningen in het toevoersysteem [3,19]
F02M 37/24
gekenmerkt door waterscheidingsmiddelen [19]
F02M 37/26
met waterdetectiemiddelen [19]
F02M 37/28
met middelen die in werking worden gesteld door de aanwezigheid van water, bijv. alarmen of middelen voor automatische drainage [19]
F02M 37/30
gekenmerkt door verwarmingsmiddelen[19]
F02M 37/32
gekenmerkt door filters of filtervoorzieningen [19]
F02M 37/34
door de filterstructuur, bijv. honingraatvormig, maasvormig of vezelvormig [19]
F02M 37/36
met omleidingsmiddelen [19]
F02M 37/38
met regeneratiemiddelen [19]
F02M 37/40
met middelen voor het detecteren van een verstopping [19]
F02M 37/42
Installeren of verwijderen van filters [19]
F02M 37/44
Filters die structureel verbonden zijn met pompen [19]
F02M 37/46
Filters die structureel verbonden zijn met drukregelaars [19]
F02M 37/48
Filters die structureel verbonden zijn met brandstofkleppen [19]
F02M 37/50
Filters die worden aangebracht in of op brandstoftanks [19]
F02M 37/52
gebruikmakend van magnetische middelen [19]
F02M 37/54
gekenmerkt door luchtspoelmiddelen (met ontluchtingspompen F02M 37\5) [19]
Brandstofinspuitapparatuur [9]
Aantekening
Lagedruk-brandstofinspuiting wordt geklasseerd in de groepen F02M 51\5, F02M 69\5 of F02M 71\5. [9]
F02M 39/00
Voorzieningen van brandstof-inspuitapparatuur ten opzichte van motoren; Pompaandrijvingen die zijn aangepast aan dergelijke voorzieningen (brandstofinjectie-apparatuur waarbij de injectiepompen worden aangedreven, of de injectoren in werking worden gesteld, door de druk in werkende motorcilinders, of door de impact van werkende motorzuigers F02M 49\5; voorzieningen van injectoren F02M 61\5) [19]
F02M 39/02
Voorzieningen van brandstof-inspuitapparatuur voor het kunnen aandrijven van pompen; Voorzieningen van brandstof-inspuitpompen; Pompaandrijvingen F02M 49\5 heeft voorrang)
F02M 41/00
Brandstof-inspuitapparatuur met twee of meer injectoren die opeenvolgend worden gevoed vanuit een gemeenschappelijke drukbron door middel van een verdeler
F02M 41/02
waarbij de verdeler op afstand staat van pompelementen
F02M 41/04
waarbij de verdeler heen en weer beweegt
F02M 41/06
waarbij de verdeler roteert
F02M 41/08
waarbij de verdeler en pompelementen zijn gecombineerd
F02M 41/10
waarbij pompzuigers werken als de verdeler
F02M 41/12
waarbij de zuigers roteren om te werken als de verdeler
F02M 41/14
waarbij een roterende verdeler pompzuigers ondersteunt
F02M 41/16
gekenmerkt doordat de verdeler wordt gevoed vanuit een bron met constante druk, bijv. een accumulator
F02M 43/00
Brandstof-inspuitapparatuur die gelijktijdig werkt op twee of meer brandstoffen of op een vloeibare brandstof en een andere vloeistof, bijv. waarbij de andere vloeistof een toegevoegd antiklopmiddel is
F02M 43/02
Daarbij horende pompen
F02M 43/04
Daarbij horende injectoren
F02M 45/00
Brandstof-inspuitapparatuur die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een cyclische afgifte met een specifieke tijd/druk-verhouding of tijd/hoeveelheid-verhouding [19]
F02M 45/02
waarbij elke cyclische afgifte is opgedeeld in twee of meer delen
F02M 45/04
met een klein begindeel
F02M 45/06
Daarbij horende pompen
F02M 45/08
Daarbij horende injectoren
F02M 45/10
Andere injectoren met veelvoudige afgifte, bijv. met trilkleppen
F02M 45/12
waarbij sprake is van een continue afgifte met variabele druk
F02M 47/00
Cyclisch bediende brandstof-inspuitapparatuur met brandstof-inspuitkleppen die in werking worden gesteld door fluïdumdruk (brandstofinjectoren die in werking worden gesteld door de druk in werkende motorcilinders F02M 49\5) [19]
F02M 47/02
met een accumulator-injecteur, d.w.z. waarbij brandstofdruk van de accumulator zorgt voor het openen, en brandstofdruk in een andere kamer zorgt voor het sluiten, van inspuitkleppen, en met middelen voor het periodiek ontlasten van die sluitdruk
F02M 47/04
gebruikmakend van een ander fluïdum dan brandstof voor het in werking stellen van de inspuitklep
F02M 47/06
Andere daarbij horende brandstofinjectoren
F02M 49/00
Brandstof-inspuitapparatuur waarin inspuitpompen worden aangedreven, of injectoren in werking worden gesteld, door de druk in motor-arbeidscilinders, of door de slag van een motor-arbeidszuiger
F02M 49/02
gebruikmakend van de cilinderdruk, bijv. de compressie-einddruk
F02M 49/04
gebruikmakend van de zuigerslag
F02M 51/00
Brandstof-inspuitapparatuur die wordt gekenmerkt door de elektrische bediening ervan
F02M 51/04
Daarbij horende pompen
F02M 51/06
Daarbij horende injectoren
F02M 51/08
speciaal voor lagedrukbrandstofinspuiting
F02M 53/00
Brandstof-inspuitapparatuur die wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van verwarmingsmiddelen, koelmiddelen of thermische isolatiemiddelen
F02M 53/02
met middelen voor het verwarmen van brandstof, bijv. voor verdamping
F02M 53/04
Injectoren met verwarmingsmiddelen, koelmiddelen of thermische isolatiemiddelen
F02M 53/06
met middelen voor het verwarmen van brandstof, bijv. voor verdamping
F02M 53/08
met luchtkoeling
F02M 55/00
Brandstof-inspuitapparatuur die wordt gekenmerkt door hun brandstofleidingen of hun ontluchtingsmiddelen
F02M 55/02
Leidingen tussen inspuitpompen en injectoren
F02M 55/04
Middelen voor het dempen van trillingen in inlaten van inspuitpompen
F02M 57/00
Brandstofinjectoren gecombineerd of in samenhang met andere inrichtingen
F02M 57/02
Injectoren die zijn samengebouwd met brandstof-inspuitpompen
F02M 57/04
waarbij de inrichtingen verbandingslucht-inlaatkleppen of uitlaankleppen zijn
F02M 57/06
waarbij de inrichtingen bougies zijn
F02M 59/00
Speciaal aangepaste pompen voor brandstofinspuiting, die niet vallen onder de groepen F02M 39\5 tot F02M 57\5 [19]
F02M 59/02
met een heen en weer bewegende zuiger
F02M 59/04
gekenmerkt door een speciale opstelling van cilinders ten opzichte van de aandrijfas die de zuiger aandrijft, bijv. parallel aan die aandrijfas aangebracht
F02M 59/06
met cilinders die radiaal zijn aangebracht ten opzichte van de aandrijvende aandrijfas, bijv. in een V-opstelling of steropstelling
F02M 59/08
gekenmerkt door twee of meer pompelementen met een gemeenschappelijke uitlaat
F02M 59/10
gekenmerkt door de zuigeraandrijving
F02M 59/12
met andere verdringerpompelementen, bijv. roterend
F02M 59/14
met een elastische wand
F02M 59/16
gekenmerkt door de aanwezigheid van meertrapscompressie van de brandstof
F02M 59/18
gekenmerkt doordat de pompwerking wordt bereikt door ontlasting van voorgespannen veren
F02M 59/20
Variëren van de brandstofafgifte in hoeveelheid of tijdinstelling
F02M 59/22
Variëren van de hoeveelheid door het veranderen van de cilinderkopruimte
F02M 59/24
met zuigers met constante slaglengte, met een variabel effectief gedeelte van de slag
F02M 59/26
veroorzaakt door bewegingen van zuigers ten opzichte van hun cilinders
F02M 59/28
Mechanismen daarvoor
F02M 59/30
met zuigers met variabele slaglengte
F02M 59/32
waarbij de brandstofafgifte wordt geregeld door middel van door de brandstof verplaatste hulpzuigers die inspuiting veroorzaken
F02M 59/34
door het smoren van kanalen naar pompelementen of van overloopkanalen
F02M 59/36
met variabel op tijd ingestelde kleppen voor het regelen van brandstofkanalen
F02M 59/38
Pompen die worden gekenmerkt door aanpassingen voor speciale toepassingen of condities
F02M 59/40
voor omkeerbare motoren
F02M 59/42
voor het starten van motoren
F02M 59/44
Details, componenten of accessoires die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de apparatuur uit de groepen F02M 59\5 tot F02M 59\5
F02M 59/46
Kleppen [19]
F02M 59/48
Monteren; Demonteren; Vervangen
F02M 61/00
Brandstofinjectoren die niet vallen onder de groepen F02M 39\5 tot F02M 57\5, of F02M 67\5 [9]
F02M 61/02
kleploos
F02M 61/04
met kleppen [19]
F02M 61/06
waarbij de kleppen aan de kant van de klepzitting zijn uitgerust met penvormige of plugvormige uitsteeksels
F02M 61/08
waarbij de kleppen openen in de richting van de brandstofstroming
F02M 61/10
Andere injectoren met langwerpige kleplichamen, d.w.z. naaldkleppen
F02M 61/12
gekenmerkt door de voorziening van geleidingsmiddelen of centreermiddelen voor kleplichamen
F02M 61/14
Voorzieningen van injectoren ten opzichte van motoren; Monteren van injectoren
F02M 61/16
Details die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de apparatuur uit de groepen F02M 61\5 tot F02M 61\5
F02M 61/18
Inspuitsproeiers, bijv. met klepzittingen
F02M 61/20
Mechanisch sluiten van kleppen, bijv. voorzieningen van veren of gewichten
F02M 63/00
Andere brandstof-inspuitapparatuur met ter zake doende kenmerken die niet vallen onder de groepen F02M 39\5 tot F02M 57\5, of F02M 67\5; Details, componenten of accessoires van brandstofinspuitapparatuur die niet vallen onder, of van belang zijn naast, apparatuur uit de groepen F02M 39\5 tot F02M 61\5, of F02M 67\5 [9]
F02M 63/02
Brandstof-inspuitapparatuur met diverse injectoren die worden gevoed door een gemeenschappelijk pompelement, of met diverse pompelementen die een gemeenschappelijke injecteur voeden; Brandstof-inspuitapparatuur met voorzieningen voor het uitschakelen van pompen, pompelementen of injectoren; Brandstof-inspuitapparatuur met voorzieningen voor het afwisselend en variabel onderling verbinden van pompelementen en injectoren
F02M 63/04
Brandstof-inspuitapparatuur met inspuitkleppen die voor een bepaalde tijd gesloten worden gehouden door een cyclisch bediend mechanisme en die worden geopend door brandstofdruk, bijv. van een pomp of een accumulator met constante druk, als dat mechanisme de klep ontlast
F02M 63/06
Gebruik van een drukgolf die wordt opgewekt door brandstoftraagheid, voor het openen van inspuitkleppen
F02M 65/00
Testen van brandstof-inspuitapparatuur, bijv. testen van de inspuittijd
F02M 67/00
Apparatuur waarin brandstofinspuiting wordt veroorzaakt doormiddel van een gas onder hoge druk, waarbij het gas de brandstof meevoert in arbeidscilinders van de motor, bijv. met luchtinspuiting (gebruikmakend van gecomprimeerde lucht voor lagedrukbrandstof-inspuitapparatuur F02M 69\5)
F02M 67/02
waarbij het gas gecomprimeerde lucht is, bijv. gecomprimeerd in pompen [19]
F02M 67/04
waarbij de lucht wordt geëxtraheerd uit arbeidscilinders van de motor
F02M 67/06
waarbij het gas anders is dan lucht, bijv. stoom of verbrandingsgas
F02M 67/08
waarbij het gas wordt opgewekt door verbanding van een deel van de brandstof op een andere wijze dan in motor-arbeidscilinders
F02M 67/10
Daarbij horende injectoren, bijv. kleploos
F02M 67/12
met kleppen
F02M 67/14
gekenmerkt door voorzieningen voor het inspuiten van verschillende brandstoffen, bijv. een hoofdbrandstof en een gemakkelijk zelf ontbrandende startbrandstof
F02M 69/00
Lagedrukbrandstof-inspuitapparatuur [19]
F02M 69/02
Daarbij horende pompen
F02M 69/04
Daarbij horende injectoren
F02M 69/06
gekenmerkt doordat het op druk brengen van de brandstof wordt veroorzaakt door centrifugaal-kracht die werkt op de brandstof
F02M 69/08
gekenmerkt doordat de brandstof wordt meegevoerd met gecomprimeerde lucht in een hoofdstroom van verbrandingslucht
F02M 69/10
horend bij gespoelde tweetaktmotoren, bijv. met inspuiting in het carter
F02M 69/12
met een door brandstof verplaatste vrije zuiger voor het intermitterend doseren en toevoeren van brandstof aan inspuitsproeiers [5]
F02M 69/14
met cyclisch bediende kleppen die inspuitsproeiers verbinden met een bron van onder druk staande brandstof tijdens de inspuitperiode [5]
F02M 69/16
gekenmerkt door middelen voor het doseren van een continue brandstofstroming naar injectoren of door middelen voor het variëren van brandstofdruk stroomopwaarts van de injectoren [5]
F02M 69/18
waarbij de middelen maatkleppen zijn voor het smoren van brandstofkanalen naar injectoren of omleidingskleppen voor het smoren van overloopkanalen, waarbij de maatkleppen in werking worden gesteld door een inrichting die reageert op de motor-arbeidsparameters, bijv. motorbelasting, motorsnelheid, motortemperatuur of hoeveelheid lucht (waarbij de middelen de brandstofdruk in een brandstofomleidingskanaal laten variëren, waarbij de druk werkt op een smoorklep tegen de werking van een afgepaste of gesmoorde brandstofdruk in voor het variabel smoren van de brandstofstroming naar inspuitsproeiers F02M 69\5) [5,19]
F02M 69/20
waarbij de inrichting een servomotor is, bijv. gebruikmakend van de luchtdruk of het vacuüm van de motorinlaat (waarbij de bedieningsinrichting een deel omvat dat beweegbaar is gemonteerd in de luchtinlaatleiding, en wordt verplaatst in overeenstemming met de hoeveelheid lucht die in de motor wordt toegelaten F02M 69\5) [5,19]
F02M 69/22
waarbij de inrichting een lichaam bevat dat beweegbaar is gemonteerd in de luchtinlaatleiding en dat wordt verplaatst in overeenstemming met de hoeveelheid lucht die wordt toegelaten tot de motor [5]
F02M 69/24
waarbij de inrichting een lichaam bevat voor het overbrengen van de beweging van de luchtsmoorklep die in werking wordt gesteld door de bediener, naar de kleppen die de brandstofkanalen regelen [5]
F02M 69/26
waarbij de middelen de brandstofdruk in een brandstof-omleidingskanaal laten variëren, waarbij de druk werkt op een smoorklep tegen de werking van een afgepaste of gesmoorde brandstofdruk voor het variabel smoren van de brandstofstroming naar inspuitsproeiers, bijv. voor het constant houden van het drukverschil bij de maatklep [5]
F02M 69/28
gekenmerkt door middelen voor het uitschakelen van de brandstoftoevoer naar de motor of naar hoofdinjectoren gedurende bepaalde werkperioden, bijv. bij vertraging [5]
F02M 69/30
gekenmerkt door middelen voor het kunnen opstarten of laten vrijlopen van motoren, of door middelen voor het verrijken van de brandstoflading, bijv. beneden werktemperatuur of bij een hoge energie-afname van motoren [5,19]
F02M 69/32
met een luchtomleiding rond de luchtsmoorklep of met een extra luchtkanaal, bijv. met een variabel geregelde klep daarin [5]
F02M 69/34
met een extra brandstofcircuit dat brandstof aan de motor toevoert, bijv. waarbij de brandstofpompuitlaat direct is verbonden met de inspuitsproeiers [5]
F02M 69/36
met een verrijkingsmechanisme voor het modificeren van de brandstofstroming naar injectoren, bijv. door werken op de brandstof-doseerinrichting of op de kleppen voor het smoren van brandstofkanalen naar inspuitsproeiers of overloopkanalen [5]
F02M 69/38
gebruikmakend van brandstofdruk, bijv. door het variëren van brandstofdruk in de regelkamers van de brandstof-doseerinrichting (waarbij de middelen de brandstofdruk in een brandstofomleidingskanaal laten variëren, waarbij de druk werkt op een smoorklep tegen de werking van een afgepaste of gesmoorde brandstofdruk in voor het variabel smoren van de brandstofstroming naar inspuitsproeiers F02M 69\5) [5,19]
F02M 69/40
gebruikmakend van een variabel geregelde luchtdruk, bijv. door het modificeren van het inlaatluchtvacuümsignaal dat werkt op de brandstof-doseerinrichting [5]
F02M 69/42
gebruikmakend van andere middelen dan een variabele fluïdumdruk, bijv. mechanisch of elektrisch werkend op de brandstof-doseerinrichting [5]
F02M 69/44
gekenmerkt door middelen voor het toevoeren van extra brandstof naar de motor bij een plotselinge opening van de luchtsmoring, bijv. bij versnelling [5]
F02M 69/46
Details, componenten of accessoires die niet vallen onder, of van belang zijn naast, de apparatuur uit de groepen F02M 69\5 tot F02M 69\5 [5]
F02M 69/48
Opstelling van luchtsensoren [5]
F02M 69/50
Opstelling van brandstofverdelers [5]
F02M 69/52
Opstelling van brandstof-doseerinrichtingen [5]
F02M 69/54
Opstelling van brandstofdrukregelaars [5]
F02M 71/00
Combinaties van carburatoren en lagedrukbrandstof-inspuitapparatuur [19]
F02M 71/02
waarbij het brandstof-luchtmengsel wordt geproduceerd door de carburator en wordt gecomprimeerd door een pomp voor het vervolgens inspuiten in de hoofdverbrandingslucht [19]
F02M 71/04
waarbij de carburator alleen wordt gebruikt bij het starten of laten vrijlopen, en waarbij inspuitapparatuur wordt gebruikt tijdens het normaal draaien van een motor
F02M 99/00
Onderwerpen voor zover niet vallend onder andere groepen in deze subklasse [8]